
Het schrijven van De humanisten – Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden was voor Sarah Bakewell in meerdere opzichten een uitdaging. En niet alleen omdat het een nogal massief onderwerp is.
‘Toen ik 2016 aan mijn boek begon, won Trump de verkiezingen in de VS en kozen de Britten voor een Brexit. Bovendien werd in toenemende mate duidelijk dat de zorg voor onze planeet behoorlijk te wensen overliet.’
Achteraf durft ze te stellen dat haar twijfels – hoeveel is er nog over van al die mooie idealen? – ervoor hebben gezorgd dat haar boek geen verslag is geworden van zeven eeuwen naïef optimisme, maar het resultaat van een grondig onderzoek naar de houdbaarheid van het humanistisch gedachtegoed.
Van de middeleeuwse Italiaanse, gelovige umanisti tot de seculiere zelfverklaarde humanisten van vandaag de dag: het lijkt onmogelijk zó’n groot werk in één interview (zeg: tweeduizend woorden) te behandelen én nog iets over de schrijfster zelf te weten te komen. Een voorstel het gesprek op te delen in wat Bakewell zelf ‘de drie peilers van het humanisme’ noemt – vrijdenken, onderzoek en hoop – wordt enthousiast aangenomen.
Vrijdenken
Werd u als vrijdenker geboren?
‘Ha! Dat is een leuke gedachte, maar ik denk dat we vooral worden gevormd door de dingen die we meemaken, door de mensen die ons omringen. Ik ben het kind van vrijdenkers. Mijn ouders zijn geen van tweeën gelovig, lezen veel en zijn erg open-minded. Trek de wereld in, je kunt overal van leren; dát is het idee waar ik mee ben opgegroeid. Toen ik vijf jaar oud was, vertrokken we in een Volkswagenbusje naar India, om twee jaar later in Sydney een nieuw leven op te bouwen.’
Wat herinnert u zich van die reizen?
‘Flarden, flitsen, dingen die eigenlijk niet de moeite van het onthouden waard zijn. We bezochten de Taj Mahal in Agra en ik herinner me alleen een langgerekte vijver en helemaal niets van het imposante gebouw zelf. Ik vond het ook niet zo bijzonder wat wij deden; ik dacht dat iedereen opgroeide zoals ik. De kinderen die we onderweg tegenkwamen, waren natuurlijk óók hippiekinderen. Pas toen we in Sydney gingen wonen en ik naar een ‘gewone’ school moest, drong het tot me door hoe bevoorrecht ik was geweest. Moest ik nu echt de hele dag in dit gebouw zitten? Luisteren naar iemand voor in de klas? Ik begreep er niets van.’
Kom naar de lezing van Sarah Bakewell
Sarah Bakewell geeft op 28 oktober een lezing over koppig optimisme: hoe houd je je staande in onzekere tijden? Een krachtig pleidooi voor menselijkheid in een verdeelde wereld.
Discipline
Een humanist neemt niet zomaar iets aan, je moet autoriteiten blijven bevragen, maar tegelijkertijd zijn er ook regels nodig.
‘Daarom benoem ik die twee zaken ook apart. Als je naar die vroege humanisten kijkt, zie je dat ongebreideld vrijdenken je nergens brengt. Wat je óók nodig hebt, is respect voor bewijs en wetenschap. Die zaken moeten in balans zijn. Ik was, toen we aan de Australische kust neerstreken, op het gebied van lezen en schrijven ver vooruit, maar met rekenen kon ik minder goed meekomen. Mijn ouders hadden me onderweg naar hun beste vermogen lesgegeven en ik kón ook sommen oplossen, maar ik had niet geleerd te vertellen hóé ik tot mijn oplossing was gekomen. Dat vond ik toen onzin; wat maakte het uit? Gaandeweg begreep ik dat die discipline nodig was.
Voor schrijven geldt hetzelfde. Het is niet genoeg om alles wat je bedenkt zomaar op papier te smijten; je moet ook nadenken over de manier waarop je communiceert. Doe het zo dat anderen ervan kunnen genieten. Of het kunnen begrijpen, in ieder geval. Ik ben nog altijd een buitenbeentje, een zelfstandig denker, maar ik heb wel geleerd me een beetje te conformeren.’
Onderzoek
In ‘De humanisten’ schrijft u over de filosoof Bertrand Russell, die in 1927 een experimentele school oprichtte.
‘Er waren in die tijd meer mensen bezig met zo’n vrije aanpak van het onderwijs, maar het was niet echt een succes. Een groot deel van het probleem was het totale gebrek aan discipline. Er werd onderling enorm gepest – op een dag probeerde één van de scholieren iemands konijn in de fik te steken, waardoor het schoolgebouw op Beacon Hill bijna afbrandde –, de kinderen liepen naakt rond en – heel verontrustend in die tijd – er werd geen religie onderwezen.Een journalist die verslag wilde doen van Russells experiment, schreef dat er, nadat hij had aangebeld, werd opengedaan door een bloot kind. Hij riep ‘O mijn God’, waarop het meisje antwoordde: ‘Die bestaat niet’ en de deur dichtsmeet. Een van Russells dochters, die ook op de school zat, schreef later in haar memoires: ‘We behandelden dit verhaal met de geringschatting die het verdiende, want we wisten dat we geen voordeurbel hadden.’
‘Beacon Hill’ wordt vaak aangehaald om te rechtvaardigen dat experimenten op dit vlak onmogelijk zijn. Dat is jammer, want het onderzoeken en bevragen van die bestaande systemen heeft ook veel goeds teweeggebracht.’
Etiquette
Toch lijkt het een paradox: ‘vrijdenken’ dat, op een of andere manier, aan banden moest worden gelegd. Zo haalt u ook Erasmus aan die een soort etiquetteboek voor kinderen schreef.
‘De civilitate morum puerilium uit 1530, ja. Niet te hard je neus snuiten – trompetteren als een olifant –, let erop dat je bij het spugen je buurman niet onder spettert, doe even een stapje opzij als je een wind moet laten of verhul de scheet met een kuchje. Dat soort dingen.
Die omgangsvormen moet je niet zien als een beknotting van je eigen vrijheid. Ze hebben als doel het leven van anderen te veraangenamen. Erasmus was een diepgelovig mens, maar hij schreef die regels ten behoeve van de gewone burgermaatschappij; hoe voeden we onze kinderen op tot sociale wezens, hoe leren we hun zich op de juiste manier uit te drukken en standpunten op een eloquente manier te beargumenteren? Vrijdenken is niet: een beetje wild om je heen slaan, lekker roepen wat je wil, nee: je gebruikt alles wat binnen jouw mogelijkheden ligt om op een redelijke manier je gedachten vooruit te komen in het leven.’
U noemt het humanisme een werk in uitvoering.
‘Absoluut. Dat is iets wat de humanisten in mijn boek ook onderstrepen.’
Betekent dit ook dat er vooruitgang in zit?
‘Als je dat ten tijde van de verlichting had gevraagd, zou het antwoord waarschijnlijk ‘ja’ zijn geweest. De twintigste eeuw heeft, voor alle soorten humanisten, overduidelijk aangetoond dat er niet bepaald één weg naar het licht wordt afgelegd. Misschien is daardoor die uitdrukking ‘werk in uitvoering’ nóg toepasselijker; er is vooruitgang en terugslag, er zijn hoogte- en dieptepunten – ik noemde al de opkomst van het nationalisme met Trump en Brexit, en de problemen die ontstaan door de verandering van het klimaat – maar we móéten blijven proberen met wetenschap, nieuwsgierigheid en sociale samenwerking dingen beter te maken.’
Hoop
Uw boek bevat een enorme verzameling optimistische humanisten, maar ik wil er graag twee uitlichten: de negentiende-eeuwse Amerikaanse vrijdenker Robert G. Ingersoll en zijn Pools-Joodse tijdgenoot Ludwik Zamenhof.
‘Dokter Esperanto! Zamenhof was ervan overtuigd dat een internationale, neutrale taal de belangen tussen partijen buitenspel zou kunnen zetten en we zo op basis van gelijkwaardigheid met elkaar konden gaan communiceren. Hij had ook ideeën over een mondiale religie – iets wat hij humanisme noemde – maar dat vonden zelfs de esperantisten geen goed idee.’
Van het Esperanto is niet veel meer over…
‘Dat is waar, maar ik wil je hier toch nog even wijzen op het verschil tussen hoop en optimisme. Voltaire heeft in Candide, zijn boek uit 1759, het naïeve optimisme – het idee dat de bestaande wereld de beste van alle mogelijke werelden is – geweldig op de hak genomen. Een betere, meer humanistische benadering vind ik nog altijd het op een actieve manier blijven hopen op verandering. Als ik denk aan alle ellende die we hebben veroorzaakt, dan staat de innerlijke antihumanist in me op. En toch… kijk naar al het goede waartoe we óók toe in staat zijn, de geweldige uitvindingen die we hebben gedaan! Mensen zijn van nature goed, dat geloof ik nog steeds, maar: we kunnen beter.’
Geluk
Ik werd tot tranen toe geroerd toen ik de link had aangeklikt die u in voetnoot 87 van hoofdstuk 10 hebt opgenomen.
‘Ah, ‘Creed’, de boodschap van Ingersoll uit 1899, vastgelegd op een fonografische cilinder in de geluidsstudio van Thomas Edison. Als je goed luistert – het kraakt nogal – hoor je hem een prachtig credo uitspreken: ‘Geluk is het enige goede, de tijd om gelukkig te zijn is nu, de plek om gelukkig te zijn is hier, de manier om gelukkig te zijn is om anderen gelukkig te maken.’ Heel bijzonder, inderdaad.’
Waarna Ingersoll begint over de troostende werking van hoop, onwetend van al het oorlogsgeweld dat na zijn dood zal volgen.
‘Goed, maar wát hij zegt blijft fundamenteel waar, toch? Ingersoll heeft de Amerikaanse burgeroorlog meegemaakt, de schaal van potentiële vernietiging is misschien wel vergroot in de 20ste eeuw, maar er is altijd een conflict geweest tussen creativiteit en destructie. Ik denk dat deboodschap van Ingersoll in onze tijd zelfs belangrijker is dan ooit. Het is niet voor niets dat ik mijn boek met zijn credo over geluk afsluit.’
Humanist
U bent zelf ook humanist, neem ik aan?
‘Humanisten houden niet van labels, hè? Heb je The Life of Brian gezien van Monty Python? Op een gegeven moment spreekt Brian, messias tegen wil en dank, zijn volgelingen toe in de hoop dat ze hem met rust zullen laten: ‘You are all individuals!’ Waarop ze antwoorden in koor: ‘Yes, we are all individiuals!’ ‘You are all different!’ ‘Yes, we are all different!’ En dan hoor je ineens iemand zeggen: ‘I’m not.’
Maar goed, het hoeft ook niet zo filosofisch te zijn, de meeste leden van humanistische organisaties zijn vooral pragmatisch bezig. Ze steunen mensen die worstelen met hun strenge geloof, verstrekken informatie, voeren politieke campagne. Bij ons, in het Verenigd Koninkrijk, is de vorst ook het hoofd van de Anglicaanse Kerk en krijgen 23 bisschoppen automatisch een zetel in het Hogerhuis. En dat in een samenleving waarin veel mensen niet eens meer gelovig zijn. Dat is toch krankzinnig?’
Mengt u zich in debatten?
‘Nee, ik ben lid van Humanists UK maar ik sta niet op de barricaden en ik schrijf geen polemieken of zo. Dat is niet waar mijn kracht ligt. Ik doe liever historisch onderzoek.’
Verbinding
Levert u met ‘De humanisten’ een bijdrage aan de goede zaak?
‘Daar denk ik wanneer ik schrijf nooit over na. Dat zou ook fataal zijn, want dan wordt het een soort zelfhulpboek. Als mensen er iets in lezen dat hen op een of andere manier verder helpt, is dat natuurlijk geweldig, maar het is zeker niet mijn opzet.’
Hebt u er zelf veel van geleerd?
‘O, dat wel, ja, absoluut! Door al die boeken te lezen, door proberen te begrijpen wat al deze humanisten wilden zeggen, heb ik me enorm verbonden gevoeld. Dan las ik brieven van Petrarca uit 1300 en dacht: deze man heeft écht bestaan. Een mens, zoals jij en ik…
Soms was ik het helemaal met die oude humanisten eens, op andere momenten dacht ik: wat? Zo denk ik er helemaal niet over! Het is de geschiedenis van zevenhonderd jaar vrijdenken en vragen stellen; de voortdurende, niet-aflatende poging een wereld te creëren waarin kindness en het rationele denken de boventoon voeren.’
Goed verhaal?
Dit en meer journalistieke verhalen lees je in HUMAN INC,
het tijdschrift van het Humanistisch Verbond.
Dit verhaal komt uit HUMAN INC, het magazine van het Humanistisch Verbond. Prikkelende interviews, verdiepende essays en verhalen van mensen over menselijkheid – je vindt het in HUMAN INC. Drie keer per jaar niet te missen verdieping en verlichting. Leden ontvangen het blad gratis.
Sta jij voor een vrije en humane samenleving? Voor 6 euro per maand ben je al lid. Schrijf je vandaag nog in.