Algemene Ledendag 2023: lezing Marjan Slob
Denker des Vaderlands Marjan Slob gaf op 25 november een lezing op onze Algemene Ledendag. Over hoe ‘vrij denken’ en ‘samen leven’ (naar onze slogan) zich tot elkaar verhouden. Sluiten ze elkaar uit? Of hebben we ze allebei even hard nodig? Hier kun je haar verhaal integraal teruglezen.
Voor mij is filosofie eerst en vooral een impuls. De impuls om je bestaan te willen begrijpen, en betekenis toe te kennen aan het totaal wonderlijke feit dat er leven is. Dat jij hier op aarde bestaat, en leeft. Vakfilosofie kan behoorlijk technisch worden, maar filosofie blijft draaien om die eerste impuls: hoe moeten we dit vreemde bestaan op aarde begrijpen, en hoe leef je dan goed? Die vraag is van ons allemaal. Zodra je de vraag stelt wat een reëel, concreet mensenleven – jouw leven, mijn leven – tot een goed, mooi, en betekenisvol leven maakt, ben je aan het filosoferen. Wat maakt een mensenleven goed? Wat is voor zo’n wezen als wij zijn geluk? Of ook, nu: hoe kun jij gelukkig zijn als je weet hebt van de ellende in Gaza, in Oekraïne. Wat is goed leven als je bang bent geworden van de verkiezingsuitslag?
Op die vraag naar het goede leven zijn in de lange geschiedenis van de filosofie veel verschillende antwoorden gekomen. De meeste van die antwoorden ken ik niet. Mijn kijk is dus beperkt. Maar dat besef kan ook een bevrijding zijn: als overzicht onmogelijk is, dan kan ik net zo goed mijn hart volgen en me verdiepen in filosofen die me aantrekken, en wiens intenties ik vertrouw.
“ Hoe moeten we dit vreemde bestaan op aarde begrijpen, en hoe leef je dan goed? ”
Een van mijn favoriete filosofen is Richard Rorty, een Amerikaanse pragmatische filosoof die in 2007 overleed. Wat ik zo aantrekkelijk vind aan Rorty, is zijn humane stem en zijn oog voor de rommeligheid en toevalligheid van het concrete dagelijkse bestaan. In zijn denken maakt Rorty onderscheid tussen twee soorten filosofen: zij die qua temperament eerst en vooral geïnteresseerd zijn in het publieke domein en zich afvragen wat goed samenleven vraagt – voor de liefhebbers: denkers als Habermas en Rawls – en filosofen die willen doorgronden wat er toe doet in de pogingen van ieder mens om zijn of haar eigen unieke leven zo goed mogelijk tot expressie te brengen, zoals Nietzsche en Foucault.
Het heerlijke aan Rorty is dat hij weigert om het ene domein boven het andere te stellen, en zo dat andere eigenlijk minder belangrijker te verklaren, zoals vaak de neiging van filosofen is. Beide domeinen, het sociale en het individuele, zijn nodig voor een rijk mensenleven.
En het mooie is, dat ik die mentaliteit ook herken in de slogan van het Humanistisch Verbond: ‘vrij denken, samen leven’. Ik zal vanmiddag die twee motto’s – dus ‘vrij denken’ en ‘samen leven’ – belichten in de geest van Rorty, en wel in omgekeerde volgorde. Dat zal uitmonden in een pleidooi voor radicale meerstemmigheid. En tot een oproep om de spanning die in de praktijk vaak ook bij die meerstemmigheid hoort te verdragen. Want meerstemmigheid is mijns inziens een noodzakelijk ingrediënt voor een goed, rijk ménsenleven. Meerstemmigheid is nodig om óns soort geluk te realiseren. Menselijk geluk.
Samen leven: het mierenvlot
Filosofie begint met de impuls om je bestaan te willen begrijpen, zei ik. Als ik denk aan het sociale domein, dus aan ons bestaan in een groep en als lid van een gemeenschap, zie ik tegenwoordig een beeld voor me van een mierenvlot. Wanneer zich in het leefgebied van een bepaalde tropische mierensoort – de rode vuurmier – een hoosbui aandient, formeren de mieren van een kolonie zich snel tot een soort bal. Ze haken hun pootjes ineen, eitjes en jonkies in het midden, volwassen mieren onderop en aan de randen. In die verstrengelde kluwen blijven tussen de mieren luchtbellen vastzitten. Zodra de vloedgolf de kolonie bereikt en het water de mieren optilt, wordt de kolonie een soort vlot, dat drijft op het kolkende water.
Hoe lang de vloedgolf duurt, en waarheen zij voert, is ongewis. Voor de mieren is er geen doel, er is alleen een situatie: een voort tollen op de stroom. Hoop komt niet van buiten. De mieren koersen niet af op een bepaalde bestemming; er is geen beloofd land. De volwassen mieren in de meest benarde posities mogen er alleen maar op hopen dat zij snel genoeg afgelost worden. De enige reële hoop die er is, komt van solidariteit. Van elkaar vasthouden. Verder wagen ze het er maar op.
“ De enige reële hoop die er is, komt van solidariteit. Van elkaar vasthouden. ”
Voor mij is dit onze existentiële situatie als gemeenschap. En ik denk dat dit een humanistisch beeld is, omdat het ons mensen ziet als wezens die zich onder aardse voorwaarde moeten zien te redden. Het beeld van het mierenvlot komt bij mij op als ik tot me laat doordringen waar Nietzsche op doelde toen hij verklaarde dat God dood is. In De vrolijke wetenschap uit 1882 vertelt hij een parabel over een zogenoemde ‘dolle mens’, die op een marktplein rond rent en iedereen vraagt waar God is. De mensen lachen hem hooghartig uit en zeggen hem dat zij helemaal geen god nodig hebben. ‘God is dood, en wij hebben hem gedood!’, zegt de dolle mens vertwijfeld.
Het was niet Nietzsches bedoeling om het christendom te restaureren, verre van dat. Nietzsche wilde er met deze parabel op wijzen wat een drama het eigenlijk is om zonder god te leven. Want verklaar god dood, en daarmee sterft ook een hele manier van denken, waarin een mens een bepaalde plek en bedoeling heeft in een bezielde wereld. En er sterft een manier van doen, van vormen van omgaan met verdriet en wanhoop waarmee mensen elkaar eeuwenlang hebben bijgestaan en getroost. Ik geloof niet in god. Maar anders dan de mensen op de markt, die de dolle uitlachten, denk ik dat het psychologisch moeilijk is om afstand te nemen van alles wat god met zich meebracht: het idee van een plan, van een bedoeling, van ultieme troost. Ook nu nog, in onze tijd. En ook voor mensen die zichzelf ongelovig noemen.
Want als er geen god is, betekent dit dat we het zonder extern plan moeten stellen. Dan is er niets buiten ons waaraan we kunnen afmeten of wat we doen al dan niet ‘goed’ is – dus of we wel dat goede leven leiden. We zijn spiritueel ontheemd geraakt. Er is geen hogere macht die iets met mensen voor heeft, en die zorgt dat we uiteindelijk onze bestemming bereiken, als wij hem maar gehoorzamen. Wij zijn op ons zelf aangewezen.
En Nietzsches parabel gaat denk ik verder dan alleen kritiek op religieuze zekerheden. De psychologische dieptestructuur van religie is ook terug te vinden in het idee van een vaste maatschappelijke orde die zou bepalen wat jouw sociale positie in een goede samenleving behoort te zijn, op grond van de klasse waarin of het lichaam waarmee je geboren bent. Die dieptestructuur zit ook in een politieke bevrijdingsleer die naar een of ander beloofd land leidt, en in het idee van een zuivere spirituele kern die in ieder van ons zou leven en ons op koers kan houden. En trouwens óók in het idee van een universele ethische wet die voor alle mensen en alle tijden zou gelden.
Buitenmenselijke richtsnoeren voor wat ons te doen staat, zijn er niet. Zelfs mensenrechten, hoe waardevol ook, zijn een historisch product. Ze lagen niet ergens voor het oprapen, we hebben ze niet ‘ontdekt’. Ze gingen pas bestaan toen wij ze formuleerden, en zullen weer verdwijnen als wij ze niet praktiseren. Kortom: onze toekomst staat niet ergens in de sterren geschreven. We zullen zelf onze toekomst moeten dromen, en die dromen zelf moeten vormgeven. En daarbij hebben we alleen elkaar. Dat is best bar.
Juist in die kwetsbare situatie, waarin we ons zo op onszelf teruggeworpen weten, hebben we die dromen, die ideeën over wat een gemeenschap tot een goede gemeenschap maakt, hard nodig. Want waarom zouden we anders de pootjes ineen haken? Goed samenleven gaat niet zonder een zekere consensus over de waarden die cruciaal voor ons zijn, en een zekere consensus over de normen die daaruit voortvloeien.
Die consensus is in zekere zin wat ons tot een gemeenschap maakt. Waarden zijn cruciaal, en sommige waarden kan en mag een gemeenschap niet relativeren – want dan houdt zij op een gemeenschap te zijn. Maar ook cruciale waarden – en ik heb het hier over mensenrechten of andere diepgevoelde waarden waar je je eigen leven desnoods voor zou opofferen – komen niet van buitenaf. Ik zeg dit niet om te relativeren. Die waarden zijn niet lauw of slap. Wel zijn het ónze producten – van wie anders? En onze redenen voor die waarden, óók de goede redenen, zijn onvermijdelijk ingebed in een bepaalde tijd en plek, en geformuleerd in de woorden van een bepaalde gemeenschap.
Wij zijn als die vuurmieren. We houden elkaar vast met woorden en waarden. Met dat gedeelde verhaal geven we elkaar hoop, en maken we dat de hele groep verder kan komen. Maar het is een intern verhaal, het verhaal van onze kolonie. De consequentie van die frase ‘God is dood’, die afwezigheid van het externe, buitenmenselijke criterium waaraan je kunt afmeten of je goed bezig bent, is ook dat de onpartijdige scheidsrechter wegvalt die beslist wat er écht aan de hand is en wat er écht toe doet.
“ We houden elkaar vast met woorden en waarden. Met dat gedeelde verhaal geven we elkaar hoop, en maken we dat de hele groep verder kan komen. ”
Ik weet niet of u dat verlangen kent, maar ik ken het wel: als ik vroeger in de clinch lag met mijn zusje en mijn moeder in mijn ogen ten onrechte partij voor haar koos, had ik toch zo’n fantasie dat iemand wist hoe het echt zat, dus dat deze misstand rechtgezet kon worden. Ik denk dat dit hoort bij de psychische behoefte van een mens.
Wat is de plek van het denken hier? Als filosoof vind ik logica en argumenten heel waardevol, omdat zij het verhaal dat jij vertelt coherenter en daarmee overtuigender kunnen maken. Zij versterken de kwaliteit van wat je beweert, en kwaliteit draagt gelukkig bij aan overtuigingskracht. Maar logica en argumenten gaan niet helpen om de waardegeschillen tussen culturen en belevingswerelden te beslechten. Je kunt het verhaal van een andere cultuur niet hautain affluiten. Of die cultuur nu bestaat uit een mondiaal machtsblok, zoals Rusland, of uit een relatief klein clubje, zoals die van Happinez-lezers of van de fans van René Gijp.
Hoe hartstochtelijk je ook gelooft in jouw waarden, ze hebben niet het karakter van een eeuwige waarheid, maar van een overtuiging. Je kunt niet onthecht beredeneren waarom de ene gemeenschapsvorm te prefereren zou zijn boven de andere. Je kunt niet verwijzen naar de buitenhistorische autoriteit van mensenrechten. Het enige wat je kunt doen is: vergelijken hoe goed de verschillende vlotten blijven drijven, en voelen van welk vlot je zelf het liefste deel zou uitmaken. Uiteindelijk gaat het dus om menselijke voorkeuren.
Rorty had een sterke voorkeur voor samenlevingen waarin het vermijden van wreedheid het allerbelangrijkste is – en hoe langer ik daarover nadenk, hoe meer ik hem daarin gelijk geef. Simpel: doe je medemens geen pijn. Verwond elkaar niet. Verneder elkaar niet – ook niet onbedoeld. En ook niet verpakt als grapje. Zodra je een ander werkelijk als een ander mens ervaart, zal het je trouwens moeilijk vallen om wreed te zijn, geloofde Rorty. Met je medemens leef je vanzelfsprekend mee, en op die vanzelfsprekendheid valt wel te vertrouwen.
“ Zie de kwetsbaarheid van jezelf en van een ander, en zie in dat dit van je vraagt om wreedheid te vermijden. ”
Maar dat vereist dus wel dat je je medemens ziet, en daar ligt een probleem. We zijn met miljarden mensen op de wereld, die ik onmogelijk allemaal in hun uniciteit kan erkennen. Dat maakt een zekere wreedheid onvermijdelijk. In de praktijk dender ik al vaak blind over mijn intieme vrienden heen. En toch: de richting, de droom is duidelijk. Zie de kwetsbaarheid van jezelf en van een ander, en zie in dat dit van je vraagt om wreedheid te vermijden. En vorm dan samen een vlot.
Democratie: een half vol glas
Democratie is zo’n vlot. Het is een manier om elkaar vast te houden, ook als we elkaar niet kennen, ook als we niet weten wat ons te wachten staat. In een democratie hoor je erbij en heb je een stem, los van welke kwalificatie of verworvenheid dan ook. Dat je een medemens bent, is het enige criterium. Jij kunt mee op het vlot, je bént het vlot. Ik ervaar democratie meer en meer als een historisch kunstwerk, als een prachtige poging om een structuur te ontwerpen waarin routineuze wreedheid en vernedering zoveel mogelijk vermeden worden.
Natuurlijk is er van alles mis met onze democratie. Persoonlijke machtswellust, veel te grote vermogensverschillen, een benepen blik en botte onverschilligheid doen de luchtbellen tussen onze pootjes knappen en tasten het drijfvermogen van het vlot serieus aan. Daar kun je verontwaardigd over zijn – en ik zou zeggen: wees dat vooral! Spreek elkaar vooral aan op dubieuze politiek die tot wrede uitkomsten leidt! Want willen we dat vlot onderhouden en repareren, dan moeten we elkaar de maat nemen, en dat verhaal van ons, de woorden waarmee wij op elkaar inhaken, onderzoeken.
Wees dus kritisch, gebruik je verontwaardiging over de wreedheid en vernedering die je om je heen ziet. Maar het geeft geen pas om verongelijkt te zijn. Verongelijktheid is heel anders dan kritiek. Verongelijktheid vindt haar voeding in een een fantasie die psychologisch rechtstreeks teruggaat naar dat idee van een heerlijk paradijs waaruit je verstoten bent. Je bent niet beroofd van een perfecte samenleving. Die is er nooit geweest. Afstand nemen van die fantasie hoort ook bij dat besef dat god dood is.
“ Democratie is een verdomd goede poging tot samen leven, en wel omdat die principieel systemische wreedheid probeert te vermijden. ”
Mensen die zich beroofd voelen van een perfecte samenleving, zien de democratie in feite als een half leeg glas. Een glas waar kwaadwilligen water uitgeschonken hebben. Maar als het op ‘samen leven’ aankomt, is dat glas volgens mij duidelijk half vol. Wij maken deel uit van een samenleving die nooit een gegeven was, maar die onze voorgangers van de grond af aan hebben opgebouwd. Zij hebben de samenleving gevormd met hun ideeën, hun hoop, hun praktijken, en vaak met groot persoonlijk risico. Aan sommige van die overgeërfde ideeën en praktijken kun je aanstoot nemen, en doe dat vooral, formuleer wat volgens jou niet deugt! Want perfect is onze samenleving niet, en veel van wat we nu ervaren als systemische wreedheid is eerder niet erkend als wreedheid (denk alleen al aan slavernij).
Maar zie ook dat je deel uitmaakt van een kolonie die altijd maar wat probeert – en daarbij toch maar mooi democratie heeft voortgebracht. Democratie is een verdomd goede poging tot samen leven, en wel omdat die principieel systemische wreedheid probeert te vermijden. Dus: formuleer vooral wat je ervaart als onrechtvaardig, en pak dat aan. Maar koester ook het feit dat het glas half vol is. Waardeer de samenleving daarom. Het is namelijk een half wonder.
Zelf denken: Weltinnenraum
En dan nu die tweede poot van het HV-motto: vrij denken of ‘zelf denken’.
Niet iedereen ervaart democratie eerst en vooral als een fragiel kunstwerk, zoals ik. Ik hoor veel terechte kritiek op het democratisch bestel, en misschien nog wel meer verongelijkte geluiden. Ook al vind ik dat gefoeter soms niet om aan te horen, het geeft in ieder geval aan dat wij gehecht zijn aan dat idee van democratie. Ik ben er minder van overtuigd dat dit ook opgaat voor dat andere domein, dat Rorty net zo belangrijk vond als het publieke domein: de binnenwereld van ieder mens. Die plek van waaruit je je eigen leven beleeft, en die net zo goed een kosmos op zich is, een intieme maar ook eindeloze innerlijke kosmos. Rilke noemt het de Weltinnenraum.
Hier gaat de filosofische aandacht uit naar wat er in jouw unieke leven toe doet en wat voor jou van waarde is. Goed leven, in filosofische zin, vraagt niet alleen om goed samenleven, maar vergt ook dat je als mens steeds opnieuw duidt hoe het bestaan voor jou voelt, en hoe jij zou kunnen worden wie je zou willen zijn. Zo begrijp ik dat motto ‘zelf denken’ van het Humanistisch Verbond.
“ Wat doet er in jouw unieke leven toe? Wat is van waarde voor jou? ”
Die antwoorden formuleer jij en zijn in die zin hoogstpersoonlijk. Maar natuurlijk doe je dat niet in isolement. Pure oorspronkelijkheid is een waanidee. Ook je binnenwereld verken je met de woorden van andere mensen, met de woorden die je cultuur je aanreikt. Bepaalde woorden en manieren van praten maken een bepaalde manier van doen logisch en wenselijk en voor de hand liggend. Ze leggen als het ware rollen voor je klaar. Andere mogelijke bestaanswijzen, andere manieren van leven, worden daarmee naar de achtergrond gedrukt. Zo maakt de gedeelde taal van onze cultuur het logisch om jezelf als een soort ondernemer te beschouwen, die ‘potentie’ uit zichzelf moet halen en kansen moet zien en benutten om succesvol te zijn. Die levensinstelling ligt voor de hand en wordt ondersteund door allerlei regelingen en gebruiken.
Maar soms passen de scripts die van de gebruikelijke woorden uitgaan niet lekker. Soms voel je dat. Soms merk je: er roert zich iets in me, een zorg, een verlangen, iets wat me ten diepste drijft, maar waarvoor ik de woorden niet weet en niet vind in mijn omgeving. Iets belangrijks uit mijn Weltinnenraum komt niet aan bod. Zelf had ik dit gevoel sterk als adolescent, zo de tweede helft van de middelbare school. Ik klapte soms bijna uit elkaar van ik weet niet wat. Ik wist niet hoe ik voor mezelf uit moest drukken wat me dwars zat en wat ik wilde, en ik kreeg ook geen voorbeelden aangereikt. Ik dacht alleen: ‘dit kan het hele leven niet zijn. Het moet anders kunnen.’
Die ongedurigheid is een vorm van onbehagen, en in die zin niet fijn, maar het kan ook het begin zijn van creatief verzet. Van het maken van nieuwe scripts, het beproeven van nieuwe manieren van doen en ervaren, manieren die ingaan tegen dat wat als vanzelfsprekend wordt gepresenteerd, maar wat voor jou niet waarachtig voelt. Verzet dat jou aanzet om iets nieuws te maken en, dwars door de conventies heen, iets te proberen. ‘Verbeeldingsverzet’, noemt de Vlaamse filosoof Kris Pint dat mooi.
Waarachtigheid is wat hier de drijfveer is. Trouw zijn aan je binnenwereld, en uitdrukking proberen te geven aan die binnenwereld. Zelfs als jouw manier van zijn ingaat tegen de maatschappelijk gebruikelijke en geaccepteerde manieren van doen. Dus: zelfs al zeggen anderen dat jij niet helpt om het vlot drijvende te houden, of het zelfs zwakker maakt. Dan toch moedig en koppig proberen te laten zien waar jij voor staat. Omdat je leven anders als een leugen begint te voelen.
“ Wees trouw aan je binnenwereld, en probeer uitdrukking te geven aan die binnenwereld. ”
Die impuls om bestaande vormen te doorbreken en er andere vormen voor in de plaats te zetten, is in wezen een kunstzinnige, creërende kracht. Het is een geboren doen worden van het nieuwe. De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk zegt het zo: ‘Misschien bestaat daar de rol van de kunstenaar in – dat hij een voorproefje geeft van wat zou kunnen bestaan en er op die manier voor zorgt dat het voorgesteld kan worden. En wat voorgesteld is, is het eerste stadium van bestaan.’
Ze zegt ook: ‘(..) Paradoxaal genoeg beginnen we ons in [een] collectieve taal en [een gegeven] beeld van de werkelijkheid na verloop van tijd gevangen te voelen, omdat de taal de werkelijkheid bepaalt, en de werkelijkheid de taal. Het beste voorbeeld hiervan zijn gesloten totalitaire samenlevingen, waar de gelijkgeschakelde media de mensen eraan willen laten wennen dat de werkelijkheid gewenst, voorspelbaar en correct benoemd is.’ Zo’n taal verandert in ‘een soort van herkauwd gras’, zegt Tokarczuk, en dat kan ze als Poolse kunstenaar die een totalitaire staat heeft meegemaakt uit levende herinnering weten.
Taal als herkauwd gras, dat is taal die zijn werking gaat verliezen. Die niet meer waarachtig voelt, die niet meer aansluit op de belevingen in de Weltinnenraum. Als taal zó begint te voelen, wordt het tijd om op zoek te gaan naar nieuwe woorden en uitdrukkingsvormen. Om vanuit een verlangen naar waarachtigheid te gaan experimenteren.
Dat motto ‘zelf denken’ wordt vaak in verband gebracht met wetenschap en politiek. Maar omdat dit motto voor mij in essentie gaat over de moed om trouw te zijn aan je eigen binnenwereld, ligt de kern voor mij eerder bij de kunsten. ‘Zelf denken’ gaat over dat waarachtige zoeken naar nieuwe vormen, omdat de bestaande woorden, praktijken en manieren van doen niet genoeg zijn om uitdrukking te geven aan wat voor jou, in jouw binnenwereld, als zo belangrijk voelt. Ook wetenschap en politiek hebben die creatieve, scheppende kant, maar die wordt snel geformaliseerd – vaak te snel. De kunsten zijn er goed in om die impuls te vieren. En dat maakt ons minder eenzaam, meer humaan. Terzijde: daarom vind ik Wilders dédain voor de kunsten ook zo verschrikkelijk. Het is het begin van de terreur van het al bekende.
Dankzij kunst, dankzij die sprong in het onbekende, kunnen mensen die ook van alles in zich voelen gisten en broeien, maar daar nog geen uitdrukking aan weten te geven (mijn situatie als tiener), zich erkend voelen. Je bent niet alleen, verzopen in je eigen Weltinnenraum – een ander voelt iets wat op jouw gevoel lijkt. En als maar genoeg mensen een nieuwe uitdrukkingsvorm herkennen, zal een cultuur zich vernieuwen. Als deze voorstelling van zaken klopt – en ik denk dat dat zo is – dan komt werkelijke vernieuwing dus zelden voort uit argumenten. Vernieuwingen zijn eerder het gevolg van een suggestie: ‘Ik beleef de realiteit anders dan gebruikelijk, ik beleef het zo. Komt dat bij jou over?’
Soms slaan de producten van dat verbeeldingsverzet aan. Dan breng je nieuwe taal en nieuwe manieren van doen in omloop, waar andere mensen zich bij aansluiten. Dankzij die nieuwe taal van sterke makers, dankzij die nieuwe expressievormen, kunnen ook andere mensen zichzelf anders gaan begrijpen. Ik heb het nu steeds over woorden – dat komt mee met mijn beroep als denker en schrijver – maar ik bedoel taal hier heel breed. Elke vorm van expressie is voor mij een taal. Breakdance bijvoorbeeld is een manier van bewegen die heel lokaal ontstond, ergens in de Bronx in de jaren tachtig, maar zo dringend en treffend en waarachtig een bepaald levensgevoel uitdrukte dat ook mensen buiten the Bronx er iets in herkenden en de bewegingen overnamen om meer zichzelf te worden.
Bowie: durven veranderen
Lichaamstaal is ook een belangrijke taal, die veel in beweging kan zetten. Neem een held van mij, David Bowie. Bowie durfde begin jaren zeventig al androgyn te zijn. Hij was sexy op een manier die niets te maken had met de gebruikelijke machostijl. Hij zette zijn lichaam in, poseerde, liet zich bekijken, om dan lachend weer te transformeren. Bowie bracht de cultuur van zijn tijd in verwarring omdat hij met de geijkte scripts brak (hoe een man zich gedraagt, hoe een rockster zich gedraagt), en je toch niet om hem heen kon, omdat hij zoveel mensen met zijn muziek en zijn performance in vervoering bracht. Veel mensen herkenden iets in hem en voelden zich bevrijd. Bowie maakte een manier van zijn mogelijk – en zelfs aantrekkelijk – die nog nooit eerder vertoond was.
Ik denk dat Bowie heeft kunnen uitgroeien tot zo’n iconische vernieuwer omdat hij voor zichzelf onder ogen durfde te zien dat hij nooit helemaal paste. Bij een goed mensenleven hoort dat je de ruimte krijgt, en neemt, om jezelf als vreemd te ervaren. Want die vreemdheid, dat gevoel dat jij niet helemaal overeenstemt met wat gewoon gevonden wordt, dat je om je heen geen weerklank vindt voor iets wat belangrijk is in jouw leven, die ongedurigheid, dat is de impuls tot creatie, tot breken met de conventie, tot bevrijdende nieuwe manieren van zijn. Een muziekstuk, een installatie, een roman – maar ook een nieuw argument, een nieuwe formulering – zij kunnen voelen als een persoonlijke bevrijding en mensen begeesteren, hoop geven. Zij kunnen mensen zich wat meer thuis laten voelen in het leven.
“ Bij een goed mensenleven hoort dat je de ruimte krijgt, en neemt, om jezelf als vreemd te ervaren. ”
In het begin zei ik dat filosofie probeert bij te dragen aan een goed en gelukkig mensenleven door woorden te vinden voor wat er in het bestaan toe doet. Deel uitmaken van een samenleving is voor een gelukkig mensenleven cruciaal. Maar wie het onmetelijke domein van de binnenwereld serieus neemt ziet in: wat een goed leven is, hoe een mens goed leeft, kan nooit een sociaal dictaat zijn. Denk je dat wel, dan krijg je China. Een samenleving die voor je zorgt, maar ondertussen voor jou bepaalt hoe jij een goed leven hoort te leiden. Voor mij is dat horror. Mag ik de betekenis van mijn leven alsjeblieft anders begrijpen dan jij dat doet? Mag ik proberen op mijn eigen manier gelukkig te worden, mag ik een nieuw liedje te zingen, een nieuwe vorm vinden voor wat me beweegt? Mag ik zelf denken?
Hier wil ik een kort woord inlassen over de veelgehoorde klacht dat met name jongere generaties zo bezig zijn met hun identiteit, en dat deze ‘sneeuwvlokjes’ overgevoelig reageren op wat zij ervaren als krenkende beschrijvingen, en navelstaren terwijl de wereld in brand staat. Die neerbuigende – ik zou zeggen: wrede – term ‘sneeuwvlokje’ is een woord vanuit het publieke domein, dat domein waarvoor het ‘samen leven’ motto geldt. Vanuit dat domein lijken andere problemen inderdaad groter en urgenter. Maar hier zou ik Rorty weer in gedachten willen brengen, die principieel niet wil kiezen tussen die twee domeinen, en weigert te zeggen dat het ene domein eigenlijk belangrijker is dan het andere. Weersta die neiging.
“ Mag ik de betekenis van mijn leven alsjeblieft anders begrijpen dan jij dat doet? ”
Zie deze jongeren eens wat meer als kunstenaars, die proberen om iets uit te drukken wat voor hen belangrijk is. Zie hen als mensen die zelf aan het denken zijn, en aan verbeeldingsverzet doen. En als u de woorden die zij kiezen soms (net als ik) wat onbeholpen vindt, bedenk dan dat hier een zoektocht gaande is naar nieuwe woorden, nieuwe scripts, nieuwe rollen, nieuwe manieren van ervaren en doen. Natuurlijk is die taal niet onmiddellijk verfijnd. Maar dat kan komen, met de tijd. Zie de oprechtheid, en waardeer de drijfveer tot zelf denken. Ze getuigen van een levende cultuur, van een cultuur die een sociaal dictaat weigert. En dat is iets om te vieren.
Gevoel kan geen dictaat zijn
Tegelijkertijd hoeft niemand de woorden of expressievormen die een ander in omloop probeert te brengen voor zoete koek te slikken. Hoe oprecht en goedbedoeld die poging ook is. Wat van waarde is, kan niet los van een gemeenschap worden bepaald. Waarden zijn voor een humanist geen dictaat van god, zoals ik eerder zei. Maar waarden kunnen voor een humanist ook geen dictaat van een individu zijn, en dat is misschien verrassender.
Waarden bestaan niet los van een sociale wereld. Het is een gemeenschap die waarde toekent aan dingen. De consequentie daarvan is dat voelen en bedoelen niet genoeg is om jouw uiting waardevol te maken, hoe hevig het ook tekeer gaat in je binnenwereld. Je mag hopen, en in een democratie mag je verwachten, dat anderen niet wreed met jouw gevoelens zullen omgaan. Maar anderen hoeven jouw gevoelens niet te waarderen puur omdat jij ze diep voelt. De tirannie van het gevoel: dat is ook horror!
“ Wat van waarde is, kan niet los van een gemeenschap worden bepaald. ”
Gevoel kan geen dictaat zijn. Maar gevoel is wel een heel goed startpunt. Gevoelens sporen je aan om een uitdrukkingsvorm te vinden voor dat wat kennelijk belangrijk voor je is. Dat vereist een zekere koppigheid. Die siert je zelfs: geloof vooral dat het ertoe doet wat zich in jou voordoet, ook al heb je de goede, aansprekende vorm nog niet gevonden om dat aan anderen over te brengen.
Om dat wat zich in jouw binnenwereld voordoet ook voor anderen iets te laten betekenen, dus om het waardevol te maken, zul je je moeten inspannen om het over te brengen, in de hoop dat het aanslaat. Je hebt geen recht op succes. Het kan zijn dat de manier waarop jij je diepste gevoelens tot uitdrukking brengt niet wordt opgepikt. Dan heeft wat jij doet voorlopig alleen betekenis voor jou. Probeer het opnieuw.
Je zou het bijna vergeten omdat we hem kennen als wereldster, maar Bowie heeft jaren gewacht totdat zijn vorm van expressie aansloeg. Hij bleef het keer op keer proberen, negen singles flopten voordat hij met Space Oddity zijn eerste grote hit had. En hij is altijd zijn weg blijven zoeken. Bowie is een extreem sterke maker gebleken. Hij heeft nieuwe manieren van zijn en doen in omloop gebracht. Hij heeft een taal met zeggingskracht gevonden, waardoor meerdere mensen zichzelf anders kunnen gaan begrijpen, en beter snappen wat hun eigen leven betekenisvol en rijk maakt. Zijn oprechte drang om een vorm te vinden voor wat leefde in zijn Weltinnenraum, heeft de westerse cultuur veranderd. Dat is hoe sterk dat kan werken.
Maar zo’n verandering kun je niet claimen. Zo’n verandering kun je alleen maar proberen waar te maken, in de letterlijke zin van het woord. Het effect van jouw poging tot expressie zal waarschijnlijk niet zo grandioos zijn als het effect wat Bowie wist te bereiken. Misschien is er wel nauwelijks effect – en ook dat is niet iets om verongelijkt over te zijn. Je kunt niet claimen dat wat jij doet waardevol is. Er bestaat niet zoiets als recht op succes. Maar je poging verdient altijd respect, en zelfs bewondering, omdat het een uitdrukking is van een humaan bestaan.
“ Je kunt niet claimen dat wat jij doet waardevol is. Maar je poging verdient altijd respect, en zelfs bewondering. ”
Ik ben bijna aan het einde gekomen van mijn lezing. Laat me hier nog even resumeren wat voorbij is gekomen. Filosofie is de drang om te formuleren wat een leven goed en betekenisvol maakt. Voor mijn held Rorty zijn het sociale domein en het persoonlijke domein daarbij even waardevol – en ik denk graag dat dit voor het HV ook zo is, gezien die slogan, ‘zelf denken, samen leven’. In het sociale domein, het domein van samen leven, vormen we een soort mierenvlot. Daar houden we elkaar vast om niet te verzuipen in de maalstroom van het leven. Maar dat vasthouden moet geen eis tot conformisme worden. Want voor een goed en betekenisvol leven is het ook van het grootste belang dat jij zelf kunt bepalen en uitdrukken wat er vanuit jouw Weltinnenraum toe doet. Zoals Bowie deed. Steeds opnieuw. Dat is de crux van dat ‘zelf denken’.
Dus:
Als je de nadruk legt op het sociale domein, dan zie je de ander als medemens, en word je gedreven door solidariteit en mededogen.
Als je de nadruk legt op de innerlijke kosmos, heb je respect voor het unieke van ieder mens, op diens individualiteit en vrijheid van expressie.
“ Je gaat toch niet kiezen tussen solidariteit en waarachtigheid! ”
Wat staat ons te doen? Laat je niet verleiden tot een keuze tussen die twee denk- en belevingswerelden. Weiger om het ene domein boven de ander te plaatsen. Zie dat verlangen naar verticaal denken voor wat het is: een totalitaire impuls. Je gaat toch niet kiezen tussen solidariteit en waarachtigheid! Omarm die meerstemmigheid ook in jezelf en leef voor hoe je de spanning verdraagt die daar af en toe bij hoort. Meerstemmigheid zal ons niet naar het paradijs brengen, maar misschien wel naar een goed leven. En dat paradijs is sowieso een totalitaire fantasie.