“Ik moest op mijn knieën gaan zitten en proberen opnieuw geboren te worden, maar dan als hetero. Kom door! riepen ze, kom door! Na afloop was ik totaal gedesoriënteerd. Ik weet nog dat ik buiten stond en dacht: mag ik er eigenlijk wel zijn?”
Alexander Noordijk was zeven jaar toen hij thuis op de trap domineetje speelde. Zijn kerkgangers waren zijn teddyberen. Op zijn twaalfde ontdekte hij dat hij zich aangetrokken voelde tot jongens. “Ik noemde dat toen trouwens ‘vriendschappelijke gevoelens’.” Inmiddels is hij dominee in Amsterdam, getrouwd en gelukkig.
Noordijk groeit op onder de smog van Rotterdam in het dorpje Mijnsheerenland. Hij blijft enig kind. Zijn vader is rekkelijk en moedigt hem aan kritisch te zijn op wat hij hoort en leest, ook wat de bijbel betreft. Zijn moeder is diepgelovig.
Elke zondag gaat hij samen met zijn moeder naar de kerk. “Op een gegeven moment ging ik spijbelen, ik was vijftien en vond het saai worden. Ik dacht: mijn afwezigheid valt toch niet op, want er zaten zo’n driehonderd man in die kerk.”

“Mijn moeder was gelukkig niet boos. Ze begreep me wel en stuurde me naar een evangelische kerkgemeenschap in Barendregt. Omdat daar veel meer gebeurde, zou het voor een puber minder saai zijn, dacht ze. Daar had ze gelijk in, totdat ik te horen kreeg dat er een zonde in me zat, dat zagen ze aan me. Ook had een aantal mensen uit de kerkgemeenschap een woord van God gekregen: ze moesten voor me bidden. Ik liet het als jongen van zeventien allemaal gebeuren. Ik had geen idee. Als je jong bent, ben je ontzettend beïnvloedbaar en speelt groepsdruk een grote rol. Ik dacht: ik blijf gewoon eeuwig celibatair, want ik wilde erbij horen. Dat wilde ik ook toen ik ging studeren: theologie aan de Christelijke Hogeschool in Ede. Maar daar ging het mis.”
“Tijdens mijn studie werd ik voor het eerst van mijn leven verliefd. En wat doe je als je verliefd bent, dan wil je het uitschreeuwen. Iedereen in shock: de docenten, mijn studiegenoten.
Een studiegenootje trok me mee naar haar ouders. Het moest, want het was echt niet oké om als man gevoelens te hebben voor een andere man. Haar ouders lieten me op mijn knieën zitten voor de bank, als een soort boetebankje. Ze vertelden me dat mijn voorouders heel slecht waren, daardoor ben ik gestraft en was ik nu homoseksueel. Met zijn tweeën drukten ze een uur lang op mijn hoofd. Ondertussen brabbelden ze een soort engelentaal. De bedoeling was dat ik opnieuw geboren moest worden, maar dan als hetero. Ik moest door een denkbeeldig maagdenvlies breken. Kom door! riepen ze, kom door! Na afloop was ik totaal gedesoriënteerd. Ik weet nog dat ik buiten stond en dacht: wat is hier in godsnaam gebeurd? Daarna was ik finaal de weg kwijt. Ik dacht: mag ik er eigenlijk wel zijn?”
Noordijk maakt zich zorgen om de jongeren van nu. “Afwijzing op jonge leeftijd blijft aan je haken. Mijn eigen vriend heeft hetzelfde meegemaakt. Hij is tien jaar lang onder druk gezet in Amsterdam bij Different, een christelijke hulpverleningsorganisatie. Je bent jong, je hoort ergens bij, Zeg dan maar eens: ik wil dit niet, ik doe niet meer mee. De psychische gevolgen zijn enorm. Mijn vriend heeft zelfs suïcidale gedachten gehad.”
Noordijk ontwikkelde tics, check-tics. “Bij elk meisje dat ik op straat tegenkwam zei ik tegen mezelf: ben ik toch niet gewoon hetero? In totale ontkenning zocht ik zelfs verkering met het mooiste meisje van de kerk! Maar op seksueel gebied blokkeerde ik. Lagen we in bed, gebeurde er niets. Ik haalde de bijbel erbij en zei dat seks voor het huwelijk verboden is.”
Er knapte iets toen zijn hoogleraar hem naar een psychiater stuurde in Waddinxveen. “Die psychiater weet mijn homoseksualiteit aan een gebrek aan serotonine en wilde me medicijnen voorschrijven. Ik dacht: ik doe dit niet meer. Het is klaar. Ik val op jongens. Punt.
Ik heb het toen ook aan mijn ouders verteld. Mijn vader vond het heel erg voor me dat ik zo lang had moeten lijden. Mijn moeder was een ander verhaal. Ze kwam op een dag met de bijbel onder haar arm mijn studiekamer binnen. Ik heb haar toen de deur gewezen. Dat was een van de moeilijkste dingen in mijn leven om te doen, want als kind houd je van je moeder. Maar mijn vader zei dat het juist heel goed was wat ik had gedaan. Ik had mijn grens aangegeven.”
Alexander Noordijk (1974) is dominee in Amsterdam. Vanuit Stichting Wijdekerk (een initiatief van een groep christenen, allen LHBT+) doet hij onderzoek naar homogenezing in Nederland. Hij pleit voor het strafbaar stellen van conversietherapie (homogenezing).