In september werd de arts die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een ernstig demente patiënt ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank volgde hiermee de lijn van Nys en Wijsbek, filosofen in medische ethiek, die in september op ons verzoek hun kijk op de zaak gaven:

“Een concrete wilsuiting is nog geen coherente wilsuiting. Zolang een patiënt haar wil coherent uit, kun je daaruit opmaken dat zij begrijpt wat die uiting betekent en dus nog tot op zekere hoogte wilsbekwaam is. Maar als zij, zoals deze patiënt, soms zegt dood te willen en veel vaker niet, is er van een coherente wilsuiting geen sprake. […] Het ziet ernaar uit dat de arts, door terug te vallen op een schriftelijke wilsverklaring, wel degelijk de laatste wil van de patiënt uitvoerde zoals zij die had vastgelegd toen ze dat nog wel kon.”

Het OM wilde na het oordeel van de rechtbank meer duidelijkheid over de reikwijdte van de Euthanasiewet en stapte naar de Hoge Raad. Voor artsen en patiënten was afgelopen dinsdag, toen de Hoge Raad hun oordeel bekend maakte, een spannend moment. Zij kregen duidelijkheid over de vraag welke ruimte er is om bij mensen met dementie tot euthanasie over te gaan.

In hun uitspraak bevestigde de Hoge Raad dat een arts gevolg mag geven aan een schriftelijk verzoek tot het verlenen van euthanasie bij mensen met vergevorderde dementie. De rechtbank heeft in september geen fouten gemaakt in hun oordeel; de arts in kwestie heeft aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan. Tegelijkertijd is daarom de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) dat de arts niet heeft voldaan aan deze eisen vernietigd.

Het arrest van de Hoge Raad bevatte nog enkele interessante onderdelen. Ten eerste dat een arts zich niet tot de letterlijke bewoordingen van een wilsverklaring hoeft te beperken in het achterhalen van de bedoelingen van de patiënt, maar oog moet hebben voor ‘alle omstandigheden van het geval’. Ook contact met dierbaren zou in de afweging van de arts dus een rol kunnen spelen. Ten tweede plaatst de Hoge Raad vraagtekens bij het bewandelen van de strafrechtelijke route in het geval een arts (mogelijk) niet heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van de wet. Het medisch tuchtrecht is hiervoor de aangewezen route. Net als bij andere medische ingrepen zou een arts dus niet bang moeten hoeven zijn voor strafrechtelijke vervolging.

Wij zijn positief over deze uitspraak en hopen dat de uitspraak voor veel geruststelling gaat zorgen bij artsen en patiënten. Hopelijk draagt hij bij aan het vertrouwen van huisartsen om zelf een afweging te kunnen maken in euthanasieverzoeken. We vragen ons ook af wat voor betekenis de uitspraak heeft voor andere complexe euthanasieverzoeken. Wat betekent die bijvoorbeeld voor mensen met een psychiatrische aandoening of mensen die existentieel lijden?