Het Nexus Instituut is een uitermate fatsoenlijk instituut. Dus als ik naar een Nexuslezing ga, ontmoet ik alleen maar hele nette mensen. Het ging ineens mis toen Robert Skidelsky eind maart tijdens de Nexuslezing over het ‘goede leven’ wilde hebben; over zingeving, over waarde en dus niet weer over de economie.
Skidelsky heeft met zijn zoon Edward een boek geschreven: ‘How Much is Enough? The Love of Money and the Case for the Good Life.’ De vader is historicus en politiek econoom, de zoon doceert filosofie. Robert blijkt een echte Brit: gevoel voor humor, voor retoriek en stijl. Hij stelt tijdens de Nexuslezing de grote vragen: Wat is eigenlijk het doel van onze economie? Moeten we niet een ander idee van ‘het goede leven’ nastreven dan werk en winst? Als discussiepunt werpt hij op: We hebben een nieuw perspectief op het goede leven nodig, en alleen religie kan voldoende motivatie bieden.
Mijn humanistische collega’s en ik ergerden zich natuurlijk aan deze invalshoek, maar het is een intrigerende vraag. We zijn benieuwd.
Zaalfrustraties
Maar het ging mis. Zo halverwege het paneldebat werd de zaal onrustig. En onverwacht, plotseling, zomaar, schreeuwde een mevrouw uit het publiek een boze opmerking richting het panel. Ik weet niet meer wat ze schreeuwde, maar het panel zat wat haar betreft onzin te verkopen. Het Nexuspubliek schreeuwt meestal niet, dus het viel op. Meer mensen begonnen dingen te roepen.
En het kwam door de panelleden. Een oud-minister van financiën, een voormalig bankier, een ‘chief risk officer’ bij de Royal Bank of Scotland en gespreksleider Rick van der Ploeg. Natuurlijk gaf het panel een zinnige reactie. Over de schuldencrisis en zo, en over systeemfalen, en of we nou een Keynsiaanse werkloosheid hebben of toch een andere, over herkapitalisering, de rol van de overheid en werkgelegenheid. Nouja, u kent het wel.
‘That’s not the core problem!’ zei Skidelsky geirriteerd. ‘You seem to be missing the point!’ Hij wilde over het goede leven praten. Kunnen we iets anders bedenken dan werken en consumeren? Maar het panel leek de vraag niet goed te begrijpen. Want hoe kun je nou zonder herkapitalisering en consumentvertrouwen de overheidsfinancieringen gezond krijgen?
Een andere taal
Dilthey had in de 19e eeuw een soortgelijk probleem. Niet de duiding van ‘economie’ maar van ‘mens’ stond bij hem centraal. De mens werd binnen de natuurwetenschappen omschreven als een soort denkend ding, onderhevig aan wetten van oorzaak en gevolg. Dilthey zag dat er iets ontbrak dat dit perspectief. Wij zijn ‘ervarende’ wezens, aldus Dilthey. We geven betekenis en zin. Dat vraagt een bepaalde blik en een bepaalde taal: de ‘geesteswetenschappen’. Natuurwetenschappers en geesteswetenschappers praten nog regelmatig langs elkaar heen.
En zo zocht Skidelsky ook naar een andere taal. Niet economisch, maar ethisch en filosofisch. Binnen no time sprak het panel weer over schulden, belastingen, werkloosheid en banken. Vandaar de frustratie her en der. Er vielen wat verlegenheidswoorden?, zoals ‘geluk’, ‘religie’ en ‘moraal’. Maar niemand wist precies wat die woorden betekenen.
Het panel was er gewoon een beetje verlegen mee. Met het hele thema. Met het goede leven, met de moraal, met het doel van de mens, met waarde en betekenis. Een goed leven is een werkend leven, zo vond het panel. Wat moet je anders de hele dag doen? De overheid moet zich vooral niet met waarden bezighouden, ze moet gewoon banen scheppen.
Skidelsky vond er niets aan, aan het hele debat niet. Ik zag hem vol ongenoegen gefrustreerd zitten wezen. Als het niet zo’n nette Brit was geweest, had hij waarschijnlijk iemand geslagen. Nee, het debat was vast niet goed voor de Nederlands-Britse verhoudingen en ik ben dan ook benieuwd hoeveel banen dit gaat kosten.