Zorginstellingen houden te weinig rekening met Nederlanders met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. Dat is de mening en persoonlijke ervaring van publicist Mohammed Benzakour. Hij schreef er het boek Yemma over. Exclusief voor jou delen we enkele aangrijpende fragmenten. Benzakour neemt deel aan een debat in Rotterdam van het Humanistisch Verbond over hoe de ouderenzorg in de wijk beter kan.
Het Humanistisch Verbond toert door het land met een debatreeks over hoe ouderenzorg beter kan. Gemeentepolitici, bestuurders en burgers gaan met elkaar in gesprek. Op 12 maart doen we Rotterdam aan. Naast Hedy d'Ancona, Heleen van Royen en Gijsbert van Herk (Humanitas Rotterdam) schuift Benzakour aan.
Benzakour kent in Nederland vrijwel geen instellingen die berekend zijn op de gebruiken en gebreken van Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst.
Hij kwam daarachter toen zijn moeder – analfabeet en de Nederlandse taal niet machtig – na een hartinfarct in een doolhof van ziekenhuizen, therapeuten en zorginstellingen terechtkwam. Over dat doolhof gaat Yemma, dat Marrokaans voor moeder bekent. Het boek toont de grenzeloze liefde die Benzakour voor zijn moeder voelt, maar ook de problemen waar zij tegenaan lopen.
Yemma kun je onder meer kopen bij bol.com
De bijeenkomst in Rotterdam is op maandag 12 maart.
De fragmenten
***
Ik voer haar kleine hapjes. Broccoli met aardappelen en jus. Hoe ritueel het dier ook aan zijn einde is gekomen, het stukje vlees weigert ze resoluut. Ik laat het maar zo.
Ze smakt als een baby die net heeft leren kauwen. Met de doek, die ik met een veiligheidsspeld om haar hals wikkelde, veeg ik het opgehoopte papje in haar mondhoek weg. Ik vraag of ze een glas water wil. Ze hoort het niet. Als ze klaar is, ruim ik alles op en rijd haar naar het damestoilet. Ik spoel haar mond, was haar hand, besproei het kunstgebit (haar twee gouden hoektanden blinken als een schat in een donker hol), knoop haar hoofddoek strakker.
Even later zitten we naast het raam in de kantine. Haar handen en voeten voelen ijskoud, haar polsslag is zwak. Ik rijd haar naar de slaapkamer, overgiet een paar washandjes met heet water en bind ze om haar voeten en handen.
Weer terug in de kantine breng ik haar café au lait, een speculaasje, twee staafjes suiker, glaasje water.
Alles gaat woordeloos. Als er geen woorden meer zijn, resteert het beeld. Maar wat blijft over als ook het beeld verflauwt?
Je hoort soms verhalen van moeders die stilaan hun eigen kind niet meer herkennen. Zover is het niet, nee, compleet vernietigd is moeder niet, nee, ze is ter zijde geschoven. Weggemoffeld als een vod in de hoek van een rommelschuur.
***
‘Sorry, maar ik ga mij niet verdiepen in de islam.’
Aldus de gebeitelde woorden van een expert van het Rijndamse Afasieteam, die, zo vernam ik later, academisch zou gaan promoveren in Engeland.
Ten behoeve van een externe screening (waar ik om had gevraagd en waar ik bij mocht zitten als ik maar mijn mond hield) moest moeder van deze deskundige mevrouw een keur aan opdrachtjes verrichten; opdrachtjes die weinig afweken van de opdrachtjes die ze eerder kreeg van haar eigen logopedist: puzzelplaatjes en doolhofjes. Moeder snapte er geen jota van, ze had zoiets nog nooit onder ogen gekregen, ze rotzooide maar wat aan en alles was fout. Ze werd onrustig, onzeker, paniekerig.
Op een gegeven ogenblik vond ik dat ik lang genoeg zwijgend had toegekeken. Ik wees de afasie-expert erop dat deze spelletjes beslist niet werken bij een analfabete. ‘Zou het niet zinniger zijn om aan te sluiten bij de belevingswereld van moeder?’
‘En wat is volgens u die belevingswereld?’
‘Wel, mijn moeder heeft haar hele leven gebeden, elke dag vijfmaal, als een papegaai herhaalde ze eindeloos dezelfde koransoera’s, reken maar uit. Het is wetenschappelijk bewezen, dat weet u ook, dat bekende, vertrouwde, melodische teksten, zoals oude liedjes, langer behouden blijven dan de propositionele taal omdat ze in een ander hersendeel zijn vastgelegd. Is het dan misschien niet zinniger om in plaats van doolhofjes, puzzels, schetsjes en andere abstracties, die moeder niet eens kon oplossen vóór het infarct, laat staan nu, om in plaats daarvan auditief materiaal te verzamelen dat op een of andere manier gerelateerd is aan koranische teksten en formules?
‘Sorry, meneer, maar ik ga mij niet verdiepen in de islam.’
Verdiepen in de islam? Vroeg ik deze deskundige zich te verdiepen in de Koran en de overleveringen van profeet Mohammed? Vroeg ik om een studie van de theologische concepten en ontstaansgeschiedenis van de islam in Saoedi-Arabië?
Ik stond met mijn mond vol tanden. De deskundige zag mijn verbijstering en vervolgde met de opmerking dat ik helaas was gestuit op ‘de grenzen van de logopedie’.
Naar mijn overtuiging was ik hier niet gestuit op de grens ‘van de logopedie’ maar stuitte ik op een grens tussen de oren. Een tekort aan durf, intelligentie en bereidheid over het eigen (culturele) muurtje heen te springen.
Dat dit geen overbodige luxe is maar harde noodzaak bewijzen de statistieken. De islam is de snelst groeiende godsdienst ter wereld, die de nummer één, het christendom, op de hielen zit. In Nederland hangen de twee grootste groepen (Turken en Marokkanen) van alle niet-westerse allochtonen deze religie aan – een religie die te lande een miljoen aanhangers kent, ofwel 6,25 procent van de totale bevolking. Het gros van de eerstegeneratiegastarbeiders (de groep die nu de bejaarde leeftijd bereikt) vertoont steeds vaker ouderdomskwalen en belandt dientengevolge steeds vaker in verpleegbedden, als gevolg van hartkwalen, suikerkwalen, infarcten, met niet zelden afasie tot gevolg. Volgens het CBS zullen relatief steeds meer oudere migranten deel uitmaken van de samenleving. Met name het aandeel niet-westerse allochtone ouderen zal sterk groeien ten opzichte van de totale groep ouderen. Met een vervijfvoudiging van hun aandeel tot bijna 16 procent in 2050 worden zij als groep groter dan westerse allochtone senioren.*
Na enige belrondes bleek dat – anders dan in omringende landen – in het hele land geen enkele logopedische opleiding of werkpraktijk te vinden is met methoden speciaal ontwikkeld voor analfabete, slecht Nederlands sprekende (moslim)allochtonen.
***
'Vaak wordt in interviews de vraag gesteld: schreef je de pijn van je af of juist naar je toe?'
Lees meer fragmenten
***
Mij houdt dit dilemma nauwelijks bezig; in mij knaagt een twijfel van een heel andere orde: doe ik er wel goed aan dit alles aan het papier prijs te geven? Dit alles tastbaar te maken? Preciezer: wat zou moeder ervan vinden als ze kon lezen?
Feitelijk een volstrekt nutteloze gedachte omdat moeder al vóór het infarct cum laude analfabeet was; nooit heeft ze ook maar een letter van mij gelezen. Toch blijft de vraag mij kwellen: hoe zou ze reageren als ze wist wat ik allemaal aan de grote klok hang? De intieme details, de wijze waarop ik haar langgekoesterde anonimiteit zomaar, zonder enige toestemming of ruggespraak, toevertrouw aan een publiek dat haar volslagen vreemd is en dat altijd zal blijven.
Moeder, afstammeling van een volk dat liever sterft dan de vuile was buiten hangt … al wroet de kanker zich tot achter zijn hart en heeft zijn schizoïde vrouw zich vannacht verhangen en verdient zijn dochter de kost achter het raam, dan nog zegt de Marokkaan: ‘Alhamdoelilah’, God zij geprezen. Minder uit eerbied voor God dan uit benauwdheid en afgrijzen dat anderen iets ongunstigs over hem zullen vernemen. Un point d’honneur.
Vandaag was ze in een goede bui. Een kalme tevredenheid viel over haar heen, ze leek in haar element. Voor het eerst dacht ik: nu kan het. Ik vulde mijn longen en biechtte: ‘Yemma, wist je dat ik bezig ben met een boek over jou?’
Ik keek haar diep in de ogen en peilde de emotie. Een blik van onbegrip. Ik herhaalde: ‘Ik ben een boek over jou aan het schrijven.’
‘Straks kan iedereen over je leven lezen.’
***
Heel langzaam drong de boodschap door. Toen sloeg ze ineens haar hand voor haar mond, zette grote ogen op en schudde ontzet haar hoofd heen en weer. Meteen had ik spijt. In een poging haar goede bui te herstellen, krabbelde ik terug. ‘Nee joh, was maar een grapje. Ik ben toch niet gek!’
Nauwelijks gerustgesteld bleef ze me argwanend aankijken, met een stuurse, snuffelende blik. Ze kent me. Pas toen ik voor de derde maal herhaalde dat het ‘maar een grapje’ was kalmeerde ze enigszins. Soms is liegen een vorm van respect.
Ik blijf ermee in mijn maag zitten. En intussen speelt er nog een andere kwestie: hoe vaak niet tolt de gedachte door mijn hoofd dat in wezen elke bezigheid anders dan een strikt passief ondergaan van rouw en pijn, een vorm van verraad is. Dat uitsluitend een volledig overnemen van haar verlamming recht aan haar doet. Dat ik de uren die ik niet met haar doorbreng in stille treurnis zou moeten slijten, liggend op de bank, werkloos voor mij uitkijkend, mij overgevend aan pijn en verdriet, precies zoals ook zij haar uren slijt: beweging- en stemloos. Jouw lijden is mijn lijden, is dat niet de ware liefde? Is dat niet de enige ware loutering? En hoe vaak niet griste ik mismoedig de stapels prints van mijn bureau en dacht ik: de fik erin! Moeder was stof en tot stof zal ze vergaan, in opperste, anonieme stilte. Niks geen boeken over haar.
Maar toch, steeds wist ik deze aanvechting tot vernietiging op het nippertje te onderdrukken – en dat is, denk ik nu, te danken aan één ding: ‘Mohammed, sta op!’
Drie kale woorden, die zij, toen ik nog een kind was en zij aan mijn bed verscheen, boven mijn dromerige kop fluisterde. Woorden die me uit mijn diepste coma wakker kietelden, woorden die ze onvermoeibaar herhaalde, net zolang tot ik knorrend en geeuwend uit bed stapte (of anders wipte ze mij op haar rug).
‘Mohammed, sta op.’ Nooit mocht ik van haar uitslapen, lekker luieren, gewoon niks doen; nee, dat vond zij een soort zonde. Tegen alle pijn en rampspoed in vraagt dit leven van ons om de schouders eronder te zetten en door te pakken, zo ben ik opgevoed. Een man moet sterk en gedisciplineerd wezen, een vrouw niet minder. Luiheid is des duivels oorkussen, moeders ultieme lijfspreuk.
En precies die les kan weleens de redding zijn geweest van dit script. Want steeds als ik mij ’s avonds met loden schoenen naar de schrijftafel sleepte, dacht ik: moeder wil dit, ze wil dat ik doorga met mijn leven. Ze wil dat ik doorwerk in plaats van verdrietig voor mij uitstaar; ik moet de droefenis er uitzweten. Ik moet schrijven, ik ben het haar verschuldigd te blijven schrijven, dit alles te noteren, dag in dag uit, tegen alle pijn en verdriet in.
En heus, zo waarlijk ik hier over mijn schrijftafel zit gebogen, terwijl de maan doddig door het raam tuurt, als er één opdracht is die zwaar en dwingend op mijn schouders rust, dan wel deze: mijn stemloze moeder een stem geven. Een stem tegen de vergetelheid. Dit boekwerk is mijn enige en laatste middel om haar nog enigermate te redden, te reanimeren, tot leven te wekken. ‘Mohammed, sta op.’ Zolang ik schrijf, sterft ze niet.
***
Praat mee over menselijke zorg in de wijk
Gasten: oud PvdA-politicus en feminist Hedy d’Ancona, schrijver en documentairemaker Het Doet Zo Zeer Heleen van Royen, bestuursvoorzitter Stichting Humanitas Rotterdam Gijsbert van Herk, publicist Mohammed Benzakour, directeur Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid Marco Pastors, wethouder Sven de Lange en geestelijk begeleider Neanske Tuinman. Moderator is sociaal ondernemer John Overmeer. Vind hier meer informatie over de gasten.
Locatie: 't Klooster, Afrikaanderplein 7 in Rotterdam.
Tijd: 19:00 – 22:00 uur
Tickets: 5 euro inclusief consumptie. Koop nu je ticket >>
NB: Tickets zijn ook verkrijgbaar aan de deur.
Beeld: Iris Planting