Waarom lijken de prestaties van Sven Kramer en Ireen Wust in eerste instantie op ingrediënten voor een slechte sportfilm? En wat maakt het verhaal van Stefan Groothuis – goud op de 1000 m – juist wél onvergetelijk in cinematografische zin?
Deze vragen rijzen naar aanleiding van een discussie over sport als metafoor bij Gawie Weet Raad na de recente uitzending van OBA Live Filosofie waarin heldenverering in de beleving van sport centraal staat.
In de discussie stelt Daniel Hoenderdos dat de sportfilm ons confronteert met het hoofdpersonage als ‘een getroebleerd mens die ergens erg goed in was, en feitelijk niet kan loslaten dat mooie dingen soms voorbij gaan’. Het fascinerende aan sport ligt inderdaad niet in het triomfantelijke, maar juist in het tragische. Wanneer de sporter faalt, is onze identificatie met hem of haar het sterkst. Want juist op dat moment is de held puur mens.
Een van de mooiste sportfilms gaat over ijshockey: ’Slap Shot’ (1977) van George Roy Hill. Reggie Dunlop (Paul Newman) is een ouder wordende speler-manager van de Charlestown Chiefs, een team dat nooit wint. In een poging nieuw leven in zijn ploeg te blazen, trekt Reggie de Hansons aan, tweelingbroers die eruit zien als nerds, maar die in bloeddorstige krijgers veranderen op het moment dat ze op het ijs staan.
Reggie is in de zevende hemel. Hij realiseert zich dat het gewelddadige karakter van zijn nieuwe spelers niet alleen op sportief gebied een doorbraak voor zijn team betekent, ook ziet hij een kans hiermee de Chiefs financieel weer op het juiste pad te krijgen.
Als Reggie de laatste stap wil zetten – het vinden van een sponsor – krijgt hij nul op het rekest. De mysterieuze eigenaar van de Chiefs blijkt een sjieke dame te zijn met geen interesse in sport. Reggie is verslagen. In een poging iets van eer en succes uit zijn falende carrière te persen beveelt hij zijn spelers het vechten op het ijs te laten en alleen maar eerlijk te spelen, ‘old time hockey’, in zijn woorden. Ook dat mocht weinig baten, hoewel het team aan het einde een wedstrijd wint na diskwalificatie van de tegenstander.
Reggie is de falende mens. Hij liegt en manipuleert dat het een lieve lust is. Een voorbeeld voor de fans is hij allerminst.
Ideale sporters
Reggies antithese zijn hockeyers die wél voldoen aan het ideaalbeeld van de sporter, iemand van wie wordt verwacht geestelijk en lichamelijk een smetteloos blazoen te hebben: vroom en matig leven en alleen maar trainen, totdat je in een soort machine verandert.
Aan deze archetype voldoen onoverwinnelijke helden als Sven Kramer en Ireen Wust. De kans dat ze verliezen is op dit moment vrijwel nihil. Maar als er een film over hun prestaties in Sotsji zou worden gemaakt, dan zou dat een bijzonder onaantrekkelijk verhaal opleveren.
Echt leven
Daartegenover staat dat het falen van iemand als Stefan Groothuis wél dramatisch en boeiend is. Na zijn winst op de 1000 m zond ‘Nieuwsuur’ een fascinerend item over hem uit waarin hij vertelt over zijn strijd tegen depressie en zelfmoordneigingen.
Het beeld van de held als méns in al zijn kwetsbaarheid reflecteert datgene waarmee wij ‘stervelingen’ iedere dag mee kampen. Hoe overleef je? Hoe kom je tegenslagen te boven? Hoe overwin je (eerder dan: ‘hoe win je?), tegen alle verwachtingen in?
Dát is de sportfilm: een mythe waarin het personage faalt en waarin de winst ligt in het doorstaan van obstakels en nachtmerries. Zonder deze dingen geen sportfilm. En ook geen echt leven.