"Je vergeet het soms, maar we zijn hier niet voor niets.  De oorlog tegen ISIS. Daar werken wij aan mee." Raadsvrouw Heleen staat vandaag stil bij de reden waarom ze op missie is.

Of ik meega naar de MOAT? Ik zit na het ontbijt nog even te praten met een van de jonge jachtvliegers. Dit is zijn eerste missie en hij wil eens een kijkje nemen op de plek waar de munitie bewaard en bewaakt wordt, en de bommen geassembleerd. Ik ben benieuwd welke vragen hij met zijn achtergrond zal stellen. Dus ik ben erbij.

We parkeren de auto en steken onze hoofden om de hoek van het terrasje. De mannen zitten nog aan de koffie. We krijgen ook een plastic bekertje vol. Dit zitje is, net als al die andere zitjes op de basis, ook zo prachtig ingericht. Nederlandse militairen kunnen dat. Met een zonnescherm, een loungebank en muurschilderingen waan je je zo in een strandtent. Het uitzicht over de woestijn past daar natuurlijk niet bij.

Ik verbaas me altijd over de brede belangstelling van militairen. In deze groep mannen zitten bijvoorbeeld een psychologiestudent, een tatoeage-specialist, een snowboarder en een semi-professionele hardloper. Enkele van deze mannen doen mee met mijn yogales en anderen filosoferen in het filosofisch café – ook zo’n leuk zitje – over de ‘vraag van vandaag’. Die leg ik daar eens in de zoveel tijd, op verzoek van de bezoekers, neer. Steeds met een toelichting van een willekeurige filosoof.

Filosofisch café in het midden van de woestijnMurph

Nu gaat het gesprek over de ‘Murph’. Die was gisteren tijdens de ‘Memorial day’, de dag waarop jaarlijks in Amerika gevallen militairen worden herdacht. Samen met nog een paar collega’s uit ons detachement deden twee van de MOAT-mannen hieraan mee. Zo eerden ze  de ‘Navy seal’ Michael Murphey. Twee maal een mijl rennen, 100 pull-ups, 200 push-ups en 300 squats. En dat met een scherfvest van elf kilo. ‘Murph’ deed deze training elke dag. Hij koos in 2005 in Afghanistan voor een  zekere dood door de Taliban. Hij redde daarmee het leven van zijn maten. Een indrukwekkend verhaal.

Oorlog. Geweld. De dood. Je vergeet het soms, maar we zijn hier niet voor niets.  De oorlog tegen ISIS. Daar werken wij aan mee. Alle militairen hier, ook bij de MOAT, doen dat met grote professionaliteit en een besef van de ernst van hun werk. De oorlog wordt op afstand van ons gevoerd, en dus worden slechts enkelen direct met de gevolgen van ons werk geconfronteerd. Ook ik krijg alleen de verhalen over de impact van een internationale strijd op het persoonlijke leven. Ook ik proef, ruik, voel de oorlog en de dood niet direct.

Bommen

En terwijl ik gade sla hoe de bommen worden gemonteerd, bedenk ik mij dat ik mij nog amper verhouden heb tot de oorlog waarvoor ik hier ben. Ik heb zelfs de vragen nog niet geformuleerd die er toe doen. Zoals: moet ik me verbinden aan de strijd, of ben ik hier alleen voor de ondersteuning van mijn collega’s hier? Ben ik medeplichtig aan mogelijke slachtoffers? En waarom komt dit besef nu pas? Ik zou me kunnen verschuilen achter de dagelijkse beslommeringen: te druk. Of zijn de vragen te groot en vrees ik dat de uitkomst gevolgen heeft voor mijn geweten?

Ik kom er deze ochtend in ieder geval niet uit en denk aan de tekst van Rainer Maria Rilke, die ik laatst neerlegde in het filosofisch café. Hij raadt aan ‘geduld te hebben met wat onopgelost in uw hart woont. Probeer de vragen zelf lief te hebben. Misschien dat u op een dag in de toekomst, langzamerhand, zonder het zelfs te merken, uw weg naar de antwoorden leeft’.

Die tekst komt mij nu goed van pas. Ik wil trouwens vertrekken. Er is iemand jarig, en hij krijgt koffie met gebak. Te laat komen zou jammer zijn. We stappen de auto in en rijden weg. Terug naar de waan van de dag.