Ondanks veel discussie en onbegrip ben ik blij in Nederland te wonen, waar je de vrijheid hebt om ongelovig te zijn. Een verworvenheid die we moeten koesteren en verdedigen. Dat schrijft Frits de Kaart in een gastblog op onze site.

Door Frits de Kaart

Ik ben ongelovig. Dat draag ik niet altijd uit maar als het over geloof gaat zeg ik wel dat ik atheïst ben. Gelukkig mag dit in dit land. Toch gebeurt het nog al eens dat er dan een ongemakkelijk stilte valt.

Veel mensen weten niet goed hoe daar op te reageren. Het wil niet zeggen dat ik tegen het geloof ben maar ik geloof niet dat er een soort bovennatuurlijke kracht is die als een god de wereld bestuurt. Als het wel zo is dan heeft hij er een grote puinhoop van gemaakt. Ik ben geen agnost, want dan kun je nog twijfelen of er wel of geen god bestaat. Nee, ik ben er vast van overtuigd dat er geen god bestaat. Dat ongeloof had ik al vroeg. Niet van huis meegekregen. We behoorden niet tot een kerkgenootschap, maar hielden – zoals gezegd werd – wel de kerk in het midden. We eerbiedigden de zondagsrust, met de kerstnacht gingen we naar de kerk, we zongen hartstochtelijk kerstliederen onder de boom en de kinderbijbel was mijn favoriete sprookjesboek.

Frits de KaartIk was en ben een enthousiast boekenlezer en nieuwsgierig. En van lezen en vragen wordt je wijs werd mij al vroeg geleerd, al kreeg ik ook wel eens de opmerking ‘ongelovige Thomas’, een citaat uit de bijbel met een negatieve lading. Ik had al jong een boekenserie van Time-Life over de evolutietheorie gelezen en die leek mij geloofwaardiger over het ontstaan van de mensheid op aarde dan het scheppingsverhaal van welk geloof dan ook. Toen ik als negentienjarige in militaire dienst moest stond het voor mij vast dat ik naar de geestelijke verzorging van een humanistisch raadsman wilde. Geen keuze maken was voor mij geen optie. Dat gaf soms hilarische situaties. Toen ik overgeplaatst werd naar de legerplaats in het Drentse Steenwijkerwold vroeg de dienstdoende sergeant “Welk geloof heb je?” “Geen” was mijn antwoord. “Dat kan niet” was  zijn reactie. Halsstarrig bleef ik volharden dat ik geen geloof had. Na wat welles-nietes gedoe vroeg hij welke geestelijke verzorging ik had. Dat was dus de humanistisch raadsman. “Dan ben je humanist” was zijn conclusie, waarop ik recalcitrant reageerde “Dat is geen geloof maar een levensovertuiging.”  Daar wist de arme man geen raad mee. In de legerplaats met ruim tweeduizend militairen waren er maar twintig die naar de humanistisch raadsman gingen, de overigen gingen naar de aalmoezenier (RK) of de dominee (PC). Nog voor het woord gemeengoed werd in de Nederlandse politiek behoorden we al tot een elitegroepje, een geuzennaam.

Ondanks veel discussie en onbegrip ben ik blij in Nederland te wonen, waar je de vrijheid hebt om ongelovig te zijn. Een verworvenheid die we moeten koesteren en verdedigen. Ik begrijp dan ook niet dat er partijen zijn die organisaties als Humanistisch Verbond en vrijdenkersbewegingen als de Vrijmetselarij bestempelen als ‘linkse elite’ die moet worden bestreden. Vorige week werd door deze organisaties aan de mensenrechtenambassadeur en de Vaste Kamercommissie in Den Haag het ‘Freedom of Thought Report 2017’ aangeboden. In 22 landen is afvalligheid – verlaten van de islam – verboden. In 13 streng-islamitische landen riskeren ongelovigen zelfs de doodstraf. Vrijdenkers als Ali (Syrië), Saikat (Bangladesh) en Keyvan (Iran) vertelden hun indringende verhalen. De vrijheid om te geloven is essentieel in een vrije samenleving, zolang je anderen ook de vrijheid geeft om niet te geloven.

Dit blog verscheen eerder op Zeelandnet.

Steun Vrijdenkers in gevaar  Whatsmycrime.nu