Direct naar de inhoud
Humanistisch Verbond , go to home

In de strijd tegen racisme is het humanisme te stil

Anthony Pinn

Het humanisme doet niet genoeg om racisme tegen te gaan, dat vindt de Amerikaanse hoogleraar Religiestudies Anthony Pinn. “Het zal ongemakkelijk moeten worden.”

Hoe gaan humanisten om met racisme en hoe kun je het beste als humanistische beweging de strijd tegen racisme aangaan? Anthony Pinn is hoogleraar Religiestudies aan Rice University in Houston (VS) en al meer dan dertig jaar expert op het snijvlak van racisme en humanisme. Hij schreef onder andere het boek ‘When Colorblindness Isn’t the Answer. Humanism and the Challenge of Race’. In dit boek gaat hij in op waarom humanisten in naam van het humanisme moeten strijden tegen racisme.

2023 is het jaar van excuses voor het slavernijverleden, en van de erkenning hoe diep het koloniale verleden nog zijn sporen nalaat in onze hedendaagse samenleving. Er komen steeds meer initiatieven in de strijd tegen racisme – van KickOutZwartePiet, BlackLivesMatterNL tot aan The Black Archives  – het protest van studenten tegen een wit curriculum groeit, en gesprekken over racisme worden vaker gevoerd. Hoe zit dat in de humanistische beweging? De Universiteit voor Humanistiek is de werkgroep Diversiteit en Inclusie gestart, het Humanistisch Verbond lanceerde in 2020 de handreiking Kinderen en Racisme en we werken momenteel aan de uitbreiding van de Humanistische Canon, die wel erg wit en mannelijk blijkt te zijn.

Doen we daarmee genoeg? In humanistische kringen blijft het nog vaak stil als het om racisme gaat. Hoe komt dat? En wanneer het gesprek er wel over gaat, kan het flink botsen en blijken de ideeën over hoe tegen racisme te strijden ver uit elkaar te leggen. Hoe daar mee om te gaan?

Veel vragen dus. In de Socrateslezing op 23 mei gaat Anthony Pinn hierop in. De Universiteit voor Humanistiek nodigde hem drie jaar terug al eens uit voor een gesprek met studenten. Dat gesprek is later uitgeschreven en gepubliceerd in het tijdschrift Waardenwerk. Een ingekorte versie daarvan lees je hier.

Met alleen vriendelijk zijn lossen we het grote probleem niet op.

In uw boek ‘When Colour-Blindness Isn’t the Answer’ stelt u dat humanisten betrokken en gedreven moeten zijn als het op racisme aankomt. Kunt u daar iets meer op ingaan?
“Humanisme is een levensovertuiging die zich richt op het welzijn van mensen en het leven hier op aarde. Daar hoort bij dat er ook aandacht nodig is voor dat wat het welzijn in de wegstaat. Voor mij is racisme overduidelijk een groot obstakel voor het welzijn van veel mensen, of je nu in Nederland of in de Verenigde Staten woont. Daarmee zeg ik niet dat antiracisme tot de kern van het humanisme zou moeten behoren, wel vind ik dat er meer aandacht vanuit het humanistische gedachtegoed voor racisme zou moeten zijn.”

Als je humanisten vraagt naar hun mening over racisme, zullen ze vaak zeggen dat ze ertegen zijn. Hoe kan het dan toch dat humanisten niet precies weten hoe ze zich tegen racisme moeten wapenen?
“Ik heb hier geen harde cijfers van, dus bewijzen kan ik het niet, maar je hebt waarschijnlijk gelijk dat het overgrote deel van de humanisten niet racistisch is. Toch knelt het hier. In de humanistische beweging bestaat de neiging om antiracisme te zien als een persoonlijke, individuele houding: ik doe vriendelijk tegen mensen van kleur, dus ik ben geen racist. Dat is wat ik noem een passieve vorm van antiracisme en daar maak ik me zorgen om. Deze vorm van persoonlijk gedrag lost namelijk de werkelijke, grote problemen niet op.

Er is meer nodig dan vriendelijkheid. Als je enkel niet racistisch bent, ben je ook niet actief bezig met institutionele verandering. Er is behoefte aan iets anders; aan een antiracistische instelling, zoals Ibram X. Kendi dit noemt. Dit houdt in dat je als abolitionist (een tegenstander van slavernij) actievoert om een institutionele verandering teweeg te brengen. Dit is een actieve houding, in tegenstelling tot het passieve ‘Ik doe niet bewust mee, dus ik maak geen deel uit van het probleem’.”

Het lijkt er ook op dat we het gesprek over de institutionele aspecten van racisme niet echt aan durven te gaan. Hoe komt dat, denkt u?
“Ik heb het idee dat mensen zich tot nu toe vooral op hun gemak willen voelen tijdens gesprekken over racisme. Daarmee bedoel ik dat mensen het er wel over willen hebben, maar dat het tegelijkertijd veilig en vertrouwd moet blijven voelen. Maar de discussie over racisme heeft er juist profijt van als het ongemakkelijk wordt –het is immers geen makkelijke kwestie. We kunnen geen radicale verandering teweegbrengen of onze levensstructuur veranderen als het er vooral om moet gaan dat mensen zich op hun gemak blijven voelen. Ook denk ik dat de weerstand voortkomt uit het besef dat je iets zal moeten opgeven. Het onderwerp antiracisme gaat automatisch samen met wit privilege. De mensen die hiervan geprofiteerd hebben – actief en passief – zullen iets moeten opgeven. Ze zullen niet alleen moeten erkennen dat de wereld getekend is door slavernij, maar ook zullen ze hun privilege moeten opgeven. En dat is denk ik lastig.”

Hoe zou volgens u de humanistische beweging het gesprek over wit privilege moeten aangaan?
“Allereerst is er een andere houding nodig. We moeten anders gaan denken. We moeten verschil minder als een probleem gaan zien dat opgelost moet worden, terwijl we dat nu wel gewend zijn om te doen. Als we op die manier strijden voor gelijkheid, zal diversiteit het onderspit delven. Verschil kan juist kansen bieden. We moeten manieren vinden om solidair te zijn zonder verschil te verwerpen of te verbergen. De creatieve spanning die daardoor kan ontstaan, is van fundamenteel belang.

Ook moeten we in het onbekende durven stappen door onder andere te zorgen dat onze organisatorische structuur overeenkomt met de soort diversiteit waar we naar streven. We moeten verder gaan dan wat al bekend is. We moeten het onbekende in. Organisaties die diversiteit en inclusie belangrijk vinden, moeten dat laten zien in hun leiderschap. Juist door het tonen van meer perspectieven, zullen er diepere en creatievere gesprekken ontstaan. En daarbij moeten er middelen beschikbaar komen. Plat gezegd: er is geld nodig. Er zijn middelen nodig om onszelf opnieuw te kunnen ontdekken. Daarnaast moeten we ook heroverwegen wat we erkennen als kennis. Er moet bewust voorbij Europa als centraal punt gekeken worden.”

In uw boek ‘Why Colour-Blindness isn’t the Answer’ stelt u dat luide publieke reacties nodig zijn tegen onrechtvaardigheid als het gaat om racisme en discriminatie. Veel humanistische organisaties en academies houden zich op dit vlak vaak stil. Hoe kijkt u daarnaar?
“Een van mijn favoriete schrijvers is Richard Wright, hij was trouwens een seculier humanist. In zijn boek ‘Twelve Million Black Voices’ roept hij ons op om te spreken uit ervaring. Volgens hem moeten we voelen wat het verleden gedurende ‘de lange eeuwen’ – dit zijn trouwens zijn woorden – betekent. Wanneer je dat doet, zul je zien dat aan de recente geschiedenis een lange geschiedenis van achterstelling voorafgaat. Of dat nu radicaal wit-nationalisme is of een subtielere vorm van achterstelling, in de Verenigde Staten of ergens anders. Dit is niet ontstaan in de eenentwintigste eeuw. Trump heeft de Verenigde Staten niet racistisch, xenofobisch, homofobisch, etc. gemaakt. Hij is simpelweg de meest recente manifestatie van meningen en overtuigingen die al langer bestaan. De stilte verbaast me dus niet. Het verbaast me ook niet dat veel humanistische organisaties hier niets mee doen, want ik verwacht niet dat elke humanist per se ook antiracistisch is. Ik geloof dat humanisme zich ontwikkelt binnen sociale en culturele cirkels en dat het wordt gevoed en beïnvloed door die historische en culturele cirkels.

En als het kan wil ik hier nog iets over kwijt. Ik denk dat het noodzakelijk is om ook iets aan onze taal te doen. Als humanisten spreken we vaak over hoop, maar hoop dekt niet dat wat er moet gebeuren in de strijd tegen racisme. In lijn met humanistische denkers zoals Richard Wright en Albert Camus zie ik humanisme als een levensvisie die bestaat uit erkenning, viering en volharding dat er dingen mogelijk zijn. Dus niet hoop, maar volharding is waar het om gaat. De focus zou minder gericht moeten zijn op de uitkomst, dus laten we ‘als we x, y, en z doen, behalen we bepaalde resultaten’ loslaten. In plaats daarvan zou je antiracisme-acties beter kunnen zien als een voortdurende rebellie, een constante tegenbeweging tegen achterstelling.”

Waarom zouden we per se op anti-zwart racisme moeten focussen en niet op een inclusievere strijd tegen ongelijkheid en discriminatie in het algemeen?
“Die vraag wordt ook in de Verenigde Staten gesteld, dan gaat het over ‘All Lives Matter’ versus ‘Black Lives Matter’. In mijn ogen gaat zo’n onderscheiding voorbij aan de kern van het probleem. De slogan en missie van de Black Lives Matter-beweging doet niet af aan de menselijkheid van witte mensen: die zijn door de eeuwen heen altijd al belangrijk geweest. Maar witte mensen vormen niet de lakmoesproef als het op vooruitgang aankomt. We moeten ieders welzijn koesteren, in jullie land en het mijne, maar op een bepaalde manier zit anti-zwart racisme verweven in onze huidige manier van samenleven. Je kan meten of het welzijn van alle mensen succesvol verbeterd is door te kijken naar de mensen die het meest lijden en het meest gemarginaliseerd zijn door de maatschappij. Dat lukt niet als we onze focus uitbreiden naar alle vormen van onrecht. Onrecht komt voor binnen specifieke sociale en culturele contexten. Zoiets is contextafhankelijk, dus onze strategieën moeten gericht zijn.

Dat we ons richten op anti-zwart racisme, betekent niet dat we ontkennen dat andere vormen van achterstelling ook belangrijk zijn. We erkennen dat onderdrukking van nature een web is. We doen niet alle vormen teniet door er één uit te wissen, maar we doen ons best en we erkennen dat er solidariteit nodig is. Nogmaals: ik geloof niet dat vage en algemene strategieën om alles op te lossen de ideale manier zijn om dit aan te pakken.”

Wie is Anthony Pinn?

Professor Anthony Pinn promoveerde aan Harvard University in 1994. In 2004 aanvaardde hij aan Rice University in Houston een bijzondere leerstoel, en was aan deze universiteit de eerste Afro-Amerikaan op een dergelijke plek. Inmiddels doceert hij al vele jaren Religiestudies aan Rice University en is Agnes Cullen Arnold professor of Humanities. Pinn publiceerde uitgebreid over (Afro-Amerikaanse) religie en cultuur, humanisme en hiphop. Hij is ook onderzoeksdirecteur van het Institute for Humanist Studies Think Tank in Washington DC. Hij schreef onder andere het boek When Colorblindness isn’t the answer. Humanism and the challenge of Race.

Deel dit

Tags: #anthony pinn #Humanisme #humanistische canon #racisme

A list of posts

  • Humanistisch DNA – Huib Pruymboom

  • Vacature: Bijzonder hoogleraar duurzaamheid en bedrijf vanuit humanistisch perspectief (0,2 fte)

  • Blijven vragen

Vrij denken, samen leven. Sinds 1946.

Blijf op de hoogte van acties voor een menselijker samenleving, inspirerend nieuws en evenementen.