Net als het Humanistisch Verbond vieren meerdere leden dit jaar hun 79e verjaardag. Een van hen is architect Maarten Struijs, bekend van allerlei publieke bouwwerken. Hij blikt terug op zijn verbondenheid met het Humanistisch Verbond, de raakvlakken tussen humanisme en architectuur, en de levenslessen die hij in bijna acht decennia heeft opgedaan.
“ Ik vond het meteen leuk dat het Humanistisch Verbond in hetzelfde jaar was opgericht als ik was geboren. ”
Wanneer en waarom ben je lid geworden?
‘De afdeling Utrecht van het Humanistisch Verbond was op zoek naar een nieuwe locatie en mij was gevraagd daarmee te helpen, vanwege mijn grote netwerk. Uiteindelijk vonden ze zonder mij die locatie, maar mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik was net met pensioen en zocht nieuwe plekken om mensen te ontmoeten en mee van gedachten te wisselen. Bij het Humanistisch Verbond herkende ik de manier van naar de wereld kijken, die ik deelde. En, leuk detail, ik vond het meteen leuk dat het Humanistisch Verbond in hetzelfde jaar was opgericht als ik was geboren.’
Vond je er inderdaad gelijkgestemden?
‘Bij het Humanistisch Verbond ontmoette ik hele andere mensen dan ik gewend was, en dat was iets waar ik mee moest leren omgaan. Het is een diverse groep, ieder met z’n eigen achtergrond en ideeën, bijvoorbeeld mensen uit de architectuur en de overheid. Juist dat verschil vond ik uiteindelijk verfrissend en leerzaam, omdat het me hielp anderen te accepteren zoals ze zijn.’
“ Het Humanistisch Verbond hielp me anderen te accepteren zoals ze zijn. ”
Welke rol speelt het Humanistisch Verbond sindsdien in je leven?
‘Ik ben onder meer actief in een schrijfgroep en bij Moving Minds, waar we samen actuele vraagstukken bespreken en zoeken naar mogelijke oplossingen. Die uitwisseling van ideeën vind ik erg waardevol, juist omdat het ruimte biedt om na te denken over complexe thema’s waar je niet altijd een eenduidig antwoord op vindt.’
‘Daarnaast organiseer ik Reading Minds, waarin we filosofische teksten lezen en bespreken. Dat sluit aan bij mijn tijd aan de Academie van Bouwkunst, waar ik lesgaf en studenten stimuleerde verder te denken dan het standaard curriculum. Ik vond het belangrijk dat ze reflecteerden op wat ze als architect wilden betekenen. Voor mij liggen humanisme en architectuur in elkaars verlengde; beide houden zich bezig met de essentie van het bestaan en de vraag hoe we onze omgeving vormgeven. Ik heb daar altijd veel over nagedacht, over de zin van het leven en grotere existentiële kwesties. Dat blijft ingewikkeld en je komt er ook niet altijd uit. Sommige ambities botsen nu eenmaal met de realiteit, maar juist dat gesprek maakt het waardevol.’
Heeft het humanisme ook onderdeel van je werk als architect gevormd?
‘Hoe verder ik me in het humanisme verdiepte, hoe meer ik me realiseerde dat mijn architectonische opvattingen daar best wat overeenkomsten mee vertonen. Ik heb me voornamelijk beziggehouden met het ontwerpen van publieke werken, zoals openbare gebouwen, bruggen en viaducten – bouwwerken die voor iedereen te zien en bezoeken zijn. Belangrijk voor mij was altijd dat mensen – de gebruikers – de mogelijkheid hadden die op hun eigen manier toe te kunnen eigenen. Er moet een bepaalde openheid en vrijheid vanuit stralen die je uitnodigt om te ervaren, in plaats van dat het vertelt hoe je iets moet beleven. Als architect vond ik het altijd belangrijk om iedereen de ruimte te kunnen bieden om zichzelf te kunnen zijn.’
Kan je dat verder toelichten?
‘Kijk, in mijn tijd had je vooral bekende architecten die heel erg hun eigen idee over architectuur ontwikkelden. Zelf heb ik daar altijd enige weerstand bij gevoeld, want ze laten het gaan over hun ideeën van de vorm bóven bijvoorbeeld het gebruiksgemak of de ervaring van de mensen voor wie het bouwwerk van toepassing zal zijn. Je moet naar de mensen toe ontwerpen, vind ik, niet naar jezelf.’
“ Als architect vond ik het altijd belangrijk om iedereen de ruimte te kunnen bieden om zichzelf te kunnen zijn. ”
Van je 79 jaar, welk daarvan was je meest humanistische jaar?
‘Dat moet 1981 zijn geweest, toen ik bij Gemeentewerken Rotterdam ging werken om publieke projecten te ontwerpen. Een van de meest dierbare was een monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers in Nederlands-Indië. Het bestaat uit negen palen met daartussen transparante platen met namen, geplaatst op begraafplaats Crooswijk.’
‘De smalle, krappe doorgang dwingt je er alleen doorheen te lopen, wat het confronterend maakt—zowel fysiek als emotioneel. Juist die beklemmende ervaring raakte me diep. Ik besefte toen pas echt hoe fout de oorlog in Indonesië was. Het is een van mijn ontwerpen waar ik het meest trots op ben, omdat het niet alleen een ruimte creëert, maar ook een bewustzijn.’
Heb je in deze 79 jaar een levensles opgedaan waar je veel aan hebt gehad?
‘Wat ik in de loop der jaren heb geleerd, is dat je jezelf niet te serieus moet nemen. Dat gold voor mij vooral in mijn werk als architect. Ik zag vaak hoe ego een grote rol speelde in de architectuur, iets wat me stoorde. Er zijn collega’s die beter waren dan ik, en dat besef helpt om jezelf te relativeren. Die nuchterheid is, denk ik, een waardevolle levensles.’
Is er iets wat je het humanisme toewenst?
‘Vooral een kritische toekomst. Er gaat veel mis in de wereld, met leiders als Wilders en Trump aan de macht. We moeten kritischer kijken naar de richting waarin we de wereld sturen. Die kritische houding verwacht ik ook van het Humanistisch Verbond.’
Wat wil je nalaten?
‘Met alle bouwwerken die nog overal te zien zijn, heb ik eigenlijk al veel nagelaten – zolang ze ze tenminste niet slopen. Van het windscherm langs het Calandkanaal hoop ik dat het nog lange tijd blijft staan. Dat had ik in de jaren tachtig al ontworpen en zelfs na mijn pensionering ben ik er nog mee bezig geweest, omdat er een viaduct doorheen moest komen om het treinverkeer efficiënter door de haven te leiden. Het is een imposant bouwwerk: 1600 meter lang en 25 meter hoog. Achteraf dacht ik overigens dat het nog wel groter had gemogen.’
‘Zelf kom ik daar overigens nooit. Wat ik wel regelmatig tegenkom, is het politiebureau van Rotterdam. Mijn dochter kijkt er vanuit haar woning op uit. Ik loop er vaak langs en vind het bijzonder om te zien. Het verschijnt ook geregeld op televisie, bijvoorbeeld bij nieuws over een misdaad in de stad. Dan vraag ik me af: hoe lang blijft het er nog staan? Het is een relatief laag gebouw en tegenwoordig verrijst er overal hoogbouw. Maar ja, alleen de echte grootmeesters blijven eeuwenlang staan. Alles is vergankelijk. Dat heb ik in 79 jaar wel geleerd.’
“ Wat ik in de loop der jaren heb geleerd, is dat je jezelf niet te serieus moet nemen. ”