Enkele weken voor de aanslagen in Parijs ontving ik een brief van een gepensioneerde leraar. Het verontrustte hem dat intellectuelen en opiniemakers niet erkennen dat de islam een antidemocratisch, gewelddadig en onverdraagzaam geloof is. Aanleiding voor de brief was het voorwoord dat ik schreef voor de in oktober verschenen Mohammedglossy. De glossy weert zich openlijk tegen de gewelddadige islam en staat een vreedzame, bij de Nederlandse democratie passende variant voor. De leraar had weinig fiducie in die onderneming. Om dat te onderstrepen somde hij een reeks terroristische aanslagen in Maleisië, Indonesië, Bangladesh, Pakistan, India, Egypte, Libanon, Mali, Soedan, Jemen, Kenia, Nigeria en de Filippijnen op. Allemaal landen ver van hier.
Hoe dat verre geweld te rijmen met wat er dichtbij gebeurt? Door mijn eigen straat lopen al meer dan een kwart eeuw dagelijks tientallen tot honderden moslims. Het zijn gewone mannen en vrouwen, onderweg naar de moskee om de hoek. Ze groeten me en antwoorden vriendelijk als ik hen iets vraag. In het winkeltje naast de moskee worden ook niet-moslims gemoedelijk onthaald. Het kost moeite om in deze nabije mensen de door de leraar beschreven gewelddadigheid te herkennen. Hetzelfde geldt voor mijn islamitische vrienden, studenten en collega’s, die zelf worstelen met het kwaad dat in naam van hun geloof wordt gepleegd.
En toch, tonen de aanslagen in Parijs niet aan dat de leraar gelijk heeft? Maakt het vertrouwen in nabije moslims ons blind voor het kwaad in de islam? Nee. Eerder is het omgekeerde het geval. Een democratische samenleving kan niet functioneren zonder wederzijds vertrouwen tussen burgers. Wie in iedere voorbijganger een potentiële moordenaar ziet, is zijn vrijheid kwijt. Toch is dat vertrouwen in elkaar niet vanzelfsprekend, het vergt een onophoudelijk investeren in instituties en mechanismen die de medemenselijkheid in stand houden. Hoe stabieler de institutionele omgeving, in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, politiek, media, politie, recht, burgerorganisaties, hoe groter de kans op vreedzaamheid. En hoe beter het lukt om in deze instituties vreedzame versies van de islam onder de aandacht te brengen, des te groter is de kans dat gewelddadige varianten onder controle blijven.
Aan het eind van zijn brief drukt de leraar mij op het hart om studenten te interesseren voor Spinoza. Het zal hem tevreden stellen te lezen dat we binnen de stabiele structuur van het onderwijs de teksten van deze in tijd verre denker jaarlijks met onze studenten, waaronder veel moslims, lezen en bespreken.
Dit blog verscheen als column in Human #4