Direct naar de inhoud
Word lid
Paul Scheffer

Het recht om mens te zijn

Type content: Nieuws Categorieën: Inspiratie voor het leven Mensenrechten Gepubliceerd op:

Van het recht op abortus, of veiligheid tot het recht te geloven of niet te geloven wat je wilt. In HUMAN #4 hebben alle verhalen te maken met de mensenrechten. Want 70 jaar geleden werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens opgesteld.

Neem nu een proefabbonement op Human INC, de opvolger van HVMAN die in het voorjaar verschijnt!

Interview met Paul Scheffer

In het hoofdinterview langs de humanistische meetlat komt Paul Scheffer aan het woord die in december de Socrateslezing hield in Den Haag.

In taal probeer ik mijn angsten tot bedaren te brengen

Bij het opengaan van de voordeur, nog onderaan de lange trap die naar de bovenetage leidt, hoor je de muziek van Mozart schallen. Paul Scheffer is overgevoelig voor geluid, maar dit is iets anders; deze pianosonates markeren voor hem het begin van elke nieuwe dag. Scheffer houdt van rituelen en van regelmaat. ‘Ik heb een enorme behoefte aan ordening. Het is niet alleen chaotisch in de wereld, maar soms ook in mijn eigen hoofd.’

De gang, de keuken, de voor- en de achterkamer: overal heerst diezelfde orde. Niet per se netjes of opgeruimd, maar alles ligt, hangt of staat er met een bedoeling. Alles heeft betekenis. De spullen, het huis, maar ook de plek waar hij woont: op een paar honderd meter afstand van het Harmoniehof waar de ouders van zijn moeder in 1922 de eerste bewoners waren van het Amsterdamse Museumkwartier.

Laten we die grootvader er meteen even bijhalen. Herman Wolf was filosoof en letterkundige, een klassiek humanist. Ik las ergens dat uw moeder het een goed idee vond als u hem in één of meerdere opzichten zou opvolgen.

“Er was zeker sprake van zachte dwang, zo van: ‘We zien jou wel in de lijn van…’ In die tijd besteedde ik aan haar suggesties niet veel aandacht, maar in de laatste levensjaren van mijn moeder besloot ik haar het verhaal van mijn grootvader – een boek waar ik in feite al op mijn 25ste over nadacht – cadeau te doen. Wat mij bij het schrijven van ‘Alles doet mee aan de werkelijkheid’ (De Bezige Bij, 2013, AV) vooral zo heeft getroffen is hoe krachtig mijn grootvader vasthield aan de gedachte dat het algemeen menselijke als norm zoveel zwaarder moest wegen dan wat mensen verdeelt langs lijnen van nationaliteit, etniciteit, geloof en was dies meer zij. Hij leefde in een tijd waarin precies díe entiteiten werden aangeroepen: volk en vaderland. Mijn grootvader, met zijn joodse achtergrond, leed daar verschrikkelijk onder en noemde het idee van het humanisme ook een pessimisme omdat die weg van het algemeen menselijke te abstract, eenzaam en veel moeilijker begaanbaar was. De kwetsbaarheid van het humanisme moest het opnemen tegen de aantrekkingskracht van totalitaire stromingen die sterker waren en veel makkelijker te symboliseren. Zijn vraag – en dat is later ook mijn vraag geworden – was: hoe verbind je de behoefte van mensen aan een gemeenschap met het algemeen menselijke als norm?”

Gaat uw boek ‘De vorm van vrijheid’ daar in zekere zin ook over?

“Ja, dat ligt wel in elkaars verlengde. Het is duidelijk dat we in een tijd leven van ontgrenzing, een tijd waarin het moeilijk is om bescherming te vinden. Hoe moeten we, als open maatschappij, met grenzen omgaan? Als de liberale stemmen geen omgang met die kwestie weten te vinden, zullen de autoritaire stemmen die grenzen trekken – dat zien we overal om ons heen gebeuren. Ook in mijn Socrates-lezing – een week voor de zeventigste verjaardag van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens – kwam dit thema aan de orde. Mijn boek probeert antwoorden te vinden over de plaats van gemeenschappen in een wereld van globalisering. Ik wil iets zeggen over het morele ongemak dat we ervaren, in het klein en in het groot.”

Bent u de humanist geworden die uw grootvader is geweest?

“Nee, al was het maar omdat mijn grootvader in een heel andere tijd leefde. Hij kwam aan het eind van de negentiende eeuw met zijn ouders vanuit Duitsland naar Amsterdam. Veel van zijn generatiegenoten zijn in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog omgekomen. Zijn lot was in Duitsland zeer ongewis geweest – nog afgezien van wat er daarna, met de opkomst van Hitler, allemaal zou gebeuren.”

Dus hoe humanistisch je bent is afhankelijk van de tijd waarin je leeft?

“Nee, als houding natuurlijk niet, maar ik bedoel eigenlijk te zeggen dat die jaren dertig onvergelijkbaar zijn met de tijd waarin we nu leven. De schaduw die over hun leven viel, was donker en riep ook andere vragen op. Overigens ontdekte ik tijdens het schrijven ook allerlei gelijkenissen tussen mijn grootvader en mij: allebei op jonge leeftijd het huis uit, allebei HBS-A gedaan, allebei filosofie gestudeerd.”

Uw grootvader interesseerde zich ook voor de parapsychologie.

“Ja, hij heeft zelfs met zijn goede vriend parapsycholoog Wim Tenhaeff een laboratorium opgericht waar ze onderzoek deden met infraroodfotografie, volgens hen dé manier om het ‘astrale lichaam’ vast te leggen. Ze wilden aantonen dat er een sfeer is, een ziel, die het lichaam bij het sterven verlaat. Ze probeerden tijdens spiritistische séances stemmen uit het hiernamaals op te vangen – man! Het was, wat dat aangaat, zo’n fantastische, avontuurlijke tijd. Ze waren niet zomaar een beetje in van alles en nog wat geïnteresseerd, nee, de kennis die ze opdeden – van filosofen, schrijvers, andere culturen, religies, en dus ook die parapsychologie –  werkte door in hun werk. ‘Alles doet mee aan de werkelijkheid’, schreef mijn grootvader. Rationaliteit en irrationaliteit moesten bij elkaar worden gedacht. Er was veel meer in het leven dan ratio alleen.”

Het heeft ook iets wonderlijks: een klassiek humanist die zich bezighoudt met spiritistische séances.

“Ik denk niet dat hij dat zou zien als iets wat met elkaar in tegenspraak is. Hij was ook een gelovig man, niet in kerkelijke zin – en wát er precies na dit leven zou komen werd minder geëxpliciteerd – maar hij was er vast van overtuigd dat je kon communiceren over de rand van de dood heen

Neem nu een proefabonnement op Human INC, de opvolger van HVMAN die in het voorjaar verschijnt!

En u?

“Voor mij is het beschrijven van de geschiedenis een manier om de scheidslijn tussen leven en dood te relativeren. Ik vond het magisch om een boek over hem te schrijven. Ik ben nu research aan het doen voor een biografie van mijn andere grootvader, Lou Scheffer, die het hoofd was van de afdeling Stadsplanning, hier in Amsterdam. Moet je je voorstellen: Herman Wolf, de cultuurpessimist en Lou Scheffer, de ingenieur, de man van de maakbaarheid: samen in dezelfde tijd, in dezelfde biotoop! Voor mij voelt het schrijven over die twee mannen als het redden van levens… nee, wacht, dat woord neem ik terug, laat ik het zo zeggen: ik kan mensen die vergeten zijn weer tot leven wekken. Zo reik ik over de grens van leven en dood. Dat is, zo je wil, mijn religie. En vergeet niet op te schrijven dat ik nu met mijn vingers een stel aanhalingstekens probeer uit te beelden, alsjeblieft.”

Da’s goed, maar nog even terug naar die eerdere opmerking: u verliet op jonge leeftijd het ouderlijk huis.

“Ja, op mijn veertiende. Ik was een weerbarstig, onmogelijk kind. Ik wist me met de intimiteit van het gezinsleven ook niet zo goed raad.”

Tegelijkertijd voelt u een sterke behoefte om over uw familie te schrijven.

“Ik denk dat schrijven überhaupt vaak gaat over datgene wat je mist. Waarom schrijft iemand over grenzen? Omdat hij misschien een te grenzeloos leven heeft geleid en met vallen en opstaan probeert om -“

Wacht even, dat geldt voor anderen, maar hoe zit het met u?

“Ja, goed, hoe zal ik het zeggen? Die familie was in de geleefde werkelijkheid soms behoorlijk ver weg. En misschien… Misschien probeer ik wel onder woorden te brengen wat ik niet durf aan te raken. Man, wat een vragen…”

Probeert u me anders iets vertellen over die geleefde werkelijkheid.

“Dat is een goed idee. Het eerste wat me nu door het hoofd schiet is de omgeving.  We hebben het nu over het hoogtepunt van de jaren zestig. Ik ben van 1954, dus in 1968, toen mijn ouders besloten dat het goed was als ik een tijdje bij een soort pleeggezin zou gaan wonen, liep ik rond in een Afghaanse jas, droeg kralenkettingen, lang haar, rookte met klasgenoten mijn eerste joints. Het was een geweldige tijd; ik ging er helemaal in op. Mijn ouders waren vrijzinnig ingesteld dus de beknelling die ik voelde zat vooral in mijn eigen hoofd. Er brandde een groot anti-autoritair gevoel in mij. Ik zag hoe mijn vader – door angst werd geregeerd. Mijn vader was, net zoals zijn vader, hoofd van de afdeling Stadsplanning, hij worstelde op kantoor met situaties waar Voskuil zijn vingers bij zou hebben afgelikt en had er zichtbaar moeite mee om een beetje overeind te blijven. Inmiddels snap ik zijn angsten veel beter, maar toen kon ik alleen maar denken: waarom verzet je je niet?”

Hoe bent u die angsten beter gaan begrijpen?

“Doordat ik er later net zo goed door werd overvallen. Als je je in deze tijd ergens over uitspreekt, krijg je van alles en nog wat over je heen. En in mijn persoonlijke leven is de vraag of ik de juiste keuzes heb gemaakt ook wel vaker in me opgekomen. Zo ben ik ben een paar jaar geleden, na een huwelijk van drieëndertig jaar, gescheiden. Daar kan ik echt wakker van liggen. Natuurlijk, het leven gaat door, maar zo’n breuk kan nooit meer worden goedgemaakt.”

U moet accepteren dat u ergens schuldig aan bent?

“Ja, zo zou je dat kunnen zeggen. Ik heb altijd in de breedte geleefd: geen haast, nooit aan een carrière gedacht. Ik zag het leven als een voortdurend onderzoek, ik heb alles willen uitproberen, maar ik zie nu wel in dat die romantische blik ook z’n harde kanten heeft. Ik heb me laten leiden door mijn intuïtie, maar heb iemand met wie ik zo lang heb samengeleefd pijn gedaan. Het gepieker daarover wordt minder, maar het gaat nooit weg. Dat is ook niet erg trouwens. Ik vind dat je alles in je leven mee moet nemen. Sterker nog: ik wil helemaal niets achter me laten. Dat houdt wel in dat ik me, met die lange staart van de geschiedenis, steeds moeizamer door de tijd beweeg.”

Gaat het leven, hoewel iets trager, toch crescendo?

“Interessante vraag. Fysiek natuurlijk niet, maar… Laat ik het zo zeggen: ik vind het wel mooi om de optelsom van al de dingen die ik heb gedaan, al de ervaringen die ik heb verzameld, de plekken die ik heb bezocht, de mensen die ik heb ontmoet, te overzien en te gebruiken. Laatst kon ik naar aanleiding van het vertrek van Angela Merkel in het NRC schrijven over de indruk die zij jaren geleden op mij heeft gemaakt toen ik haar, met een paar anderen, in haar kantoor in Berlijn had bezocht. Dat vind ik mooi. Kijk, welbeschouwd zit drie kwart van mijn leven er zo’n beetje op, maar ik ben vast van plan om van dat laatste kwart nog iets bijzonders te maken. Ik geloof in een leven van lagen en ik kan, wat mijn werk betreft, wel zien hoe daar een zekere groei in zit. Ik heb me geleidelijk de wereld ingeschreven en ik weet precies wat ik in de komende jaren nog zal willen schrijven.”

The best is yet to come?

“Dat hoop ik wel, maar een beetje bescheidenheid kan geen kwaad. Ik ben beslist niet nostalgisch gestemd; ik vind ook deze tijd waanzinnig interessant. Ik ben levenslustig, nieuwsgierig. Misschien word ik zelfs steeds nieuwsgieriger.”

Terwijl de tijd van leven alleen nog maar afneemt.

“Zie daar het drama van mijn leven haha! Nu we het er toch over hebben: ik moet over vijf minuten naar een afspraak…”

Ja, ik laat u zo gaan. Nog één vraag over die ‘aanrakingsangst’ waar u eerder over sprak. Hoe verhoudt die zich tot uw grote nieuwsgierigheid?

“Hm… ja, ik stap op de dingen af die mij schrik aanjagen. Begrijp je? Om het te zien, om er woorden voor te vinden. In taal kan ik mijn angsten tot bedaren brengen.”

Door een ordening aan te brengen.

“Precies.”

Zoals de orde in de ruimtes die u bewoont.

“Ja, ik heb een grote behoefte aan het creëren van een eigen binnenruimte: hier staat alles – met een eigen betekenis – precies waar ik het hebben wil. Soms denk ik dat het misschien wel een lichte vorm van autisme is; ik wil niet dat de orde wordt verstoord. Zo hou ik mezelf het best staande. Ik kan slecht tegen geluid, ben snel overprikkeld, en ik haat het daarom ook om naar recepties te gaan. Ik doe het wel hoor – uiteindelijk ben ik toch een sociaal beest – maar na tien halve gesprekken met mensen die over je schouder heenkijken om te zien of er misschien een interessantere kandidaat te vinden is, word ik behoorlijk ongelukkig. Dan kan ik nog maar één ding bedenken: ik wil naar huis.”

Biografie

John Min
John Min
Voormalig eindredacteur

Deel dit

Tags:#Burgerschap #Mensenrechten #Netwerk Humanisme #vrijheid van meningsuiting #Vrouwenrechten #Zingeving

A list of posts

Vrij denken, samen leven. Sinds 1946.

Blijf op de hoogte van acties voor een menselijker samenleving, inspirerend nieuws en evenementen.