‘Humanisten? Softer dan ooit’, zo luidde de kop. U heeft het vast gelezen, het artikel in Trouw van 20 juni waarin vrijdenker Anton van Hooff  humanisten als ‘soft en vaag’ bestempelt. Humanistisch begeleiders bijvoorbeeld. Ze ‘geven ruimte’ om ‘samen een zoektocht af te leggen’. Tsja, een beetje vaag klinkt dat wel.

Blog door Esther Wit

Van Hooff is de Francis Bacon van onze tijd. Bacon was op zoek naar ware kennis via kritisch denken en een strikte, wetenschappelijke methode. Hij had grote moeite met die andere humanist, Cicero. Cicero schreef namelijk erg literair en vaag. Wat bedoelde hij nou met zijn mooie taal? Waar verwezen zijn woorden naar, anders dan naar denkbeelden die niets met de werkelijkheid te maken hebben?

Vage taal is vervelend omdat het niet naar iets duidelijks en materieels verwijst. Want wat is nou bijvoorbeeld dat ‘ruimte geven’ van de geestelijk verzorgers? Wat doe je dan? Hoe ziet dat er uit?

Religies zijn goed in vage taal

Religies zijn goed in vage taal. Dat is waarschijnlijk precies wat Van Hooff er zo ongemakkelijk aan vindt. Taal moet verwijzen naar een werkelijkheid waar je het over kunt hebben, waar je kritische vragen over kunt stellen, die je kunt zien of op zijn minst kunt afbakenen. ‘Humanisme’ bijvoorbeeld, wordt vaag als je er ook religie mee bedoelt.

Maar soms is vage en softe taal toch zinnig. Bijvoorbeeld om te verwijzen naar mentale fenomenen zoals gevoelens, gedachten en ervaringen. Die kun je niet zien of aanraken en ze nodigen ook niet altijd uit tot kritisch debat, maar ze zijn er wel en je moet er toch iets mee.

Is ‘ruimte geven’ vaag?

Net als Van Hooff vind ik dat je zo duidelijk en precies moet zijn in je taal. Dat helpt om scherper te denken en te voelen. En het helpt om onzin tegen te gaan. Maar niet alles wat we willen uiten, bestaat in concrete, afgebakende en feitelijke vorm. Wat nou als je wilt zeggen dat het goed is om naar iemand te luisteren zonder meteen je eigen idee of mening in te brengen? Hoe omschrijf je dat? Via de metafoor ‘ruimte geven’.

Humanistisch verzorgers ‘geven ruimte’ om de binnenwereld van een ander recht te doen. Dat klinkt een beetje vaag, maar communiceren over je binnenwereld is ook vaag. Het is al niet eens een ‘binnenwereld’, moet je rekenen (niet letterlijk bedoeld, dat rekenen, net zo min als de binnenwereld, allemaal metaforen). Ik wil maar zeggen: ‘ruimte geven’ drukt iets belangrijks uit.

Nu snap ik Van Hooff wel. Hij vindt dat humanisten niet in pseudoreligieuze toestanden moeten belanden. Vage en softe termen doen zweverig aan en humanisten horen niet zweverig te zijn. Levensbeschouwing doet ook zweverig aan en gaat moeilijk samen met het kritische, scherpe, wetenschappelijke en het argumentatieve humanisme.

Geestelijke armoede voorkomen

Het probleem is alleen dat je beiden nodig hebt om onze wereld te verhelderen en ons leven recht te doen. Vage en softe taal is daar soms beter toe in staat, dan harde en afgebakende taal. Dat heeft niet per se met godsdienst te maken, maar met de mens. De geesteswereld van de atheïst zou er verarmd bijliggen als er geen onduidelijke en zoekende, chaotische en rommelige concepten bestonden. Humanistisch geestelijk verzorgers proberen die geestelijke armoede te voorkomen. Net als kunstenaars, schrijvers, wetenschappers en ander creatief volk.

Het conflict tussen vage en duidelijke taal is al zo oud als het humanisme zelf. Cicero en Bacon worden beiden humanist genoemd. Het zou jammer zijn om te kiezen. En het zou helemaal jammer zijn om het vage en softe aan de religies overlaten. Wij kunnen dat immers net zo goed!

Lees over Bacon en Cicero in de Humanistische Canon.

Esther Wit, Hoofdredacteur Humanistische Canon