
Hoogleraar publieksfilosofie Marli Huijer koopt een duur treinkaartje om rustig in de eerste klas te kunnen reizen. Maar dan wordt de stilte verstoord door lawaaiige vakantiegangers. Als de rust is weergekeerd peinst ze na over de vraag waar haar vrijheid ophoudt en die van een ander begint.
Op een zaterdag moet ik voor werk op en neer naar Antwerpen. Twee uur in de trein, een half uur lopen, twee uur vergaderen en weer tweeënhalf uur terug. Het druist in tegen mijn gewoonte, mijn zaterdag is heilig, een dag zonder werk en zonder e-mail. Ik neem een eersteklaskaartje, zodat ik rustig de stukken kan doornemen. Even aarzel ik als ik de prijs van het treinkaartje zie, maar vooruit. Voor wat hoort wat.
In de trein is het rustig, het land slaapt nog. Ik begin te lezen en laat mijn gedachten de vrije loop. Nergens lees je zo fijn als in de trein, spin ik tevreden.
Als ik opkijk, zijn we al bij Schiphol. Een perron vol rolkoffers. Ze bewegen massaal naar de tweede klas. Ineens zwaait de deur open. ‘We mogen in de eerste klas!’, juicht een van de terugkerende vakantiegangers.
Alle stoelen plus het gangpad vullen zich met luid pratende en lachende passagiers. Wat zijn ze gebruind en ontspannen. Schichtig duikt mijn hoofd in het boek. Mijn twee uur lezen laat ik me niet door de vakantiegangers afpakken. Een vrouw met oortjes in vraagt veel te luid of ze naast me mag zitten.
‘Heeft u een eersteklaskaartje?’, vraag ik.
‘Wat doet dat er nou toe?’, bijt ze me toe.
Op dat moment komt de conducteur langs.
‘Is dit een tweedeklascoupé geworden?’, vraag ik.
De vrouw ontploft. ‘Ik hoef al niet meer naast u te zitten!’, roept ze boos. Met koffer en beat stampt ze door het gangpad.
De conducteur zegt dat er onverwacht veel vakantiegangers zijn ingestapt en ze daarom de eerste klas opheffen. Ik krijg van hem een tegoedbon om een andere keer eerste klas te reizen.
Omdat ik toch niet kan lezen, vangt het piekeren aan. Heb ik een poot om op te staan als ik de vrijheid om te lezen zou verdedigen tegen de vrijheid om lawaaiig na te genieten van een vakantie? De vakantieganger kan tegenwerpen dat stilte alleen in stiltecoupés verplicht is. Maar dat zou betekenen dat iedere publieke ruimte een potentiële lawaaizone is. Zelfs de rust die we in bossen, bibliotheken en musea ervaren is dan niet meer veilig. Zonder momenten van stilte en rust raakt ieder mens overprikkeld, onze slaap lijdt eronder, lichaam en geest kunnen zich niet meer herstellen en het wachten is op de overspannenheid.
Hoe tegenover de aardige conducteur het vrij zijn van herrie te verdedigen? John Stuart Mill fluistert me het schadebeginsel in. Vakantiegangers met hun vrijheid om goedkoop en luidruchtig te reizen, brengen schade toe aan de kwaliteit van het treinreizen van anderen. Hun vrijheid hoort op te houden waar deze mijn vrijheid tot lezen schaadt.
Dat klinkt redelijk, maar wie moet die vrijheid garanderen? De rustliefhebber heeft zelf niet de macht om de herrie in te perken. Iedereen heeft het recht om de publieke ruimte te vullen met woorden en geluiden, of te zeggen wat haar op het hart ligt.
Iedereen mag ook stil zijn, maar het grote verschil tussen de vrijheid tot vrije meningsuiting en de vrijheid van herrie is dat je de eerste vrijheid in je eentje kunt bereiken en de tweede niet. Open je mond en je mening kan eruit rollen. Maar gebruik je die mond om tot stilte te manen, dan is de kans groot dat hoongelach en lawaai je deel zijn.
Om te beginnen moet je proberen een dialoog met de vakantiegangers aan te gaan, souffleren de meer tot deliberatie geneigde filosofen me. Eigenlijk vind ik dat ook. Soms blijkt dat goed uit te pakken. Maar werkt het nu? In een volgepakte trein zou ik mijn stem zo hard moeten verheffen dat dit mijn verzoek om stilte alleen maar ondermijnt.
Daar komt nog iets bij. Wie gratis toegang tot de eerste klas verwerft, voelt zich, zo weet ik uit ervaring, een proletariër die de marxistische klassenstrijd heeft gewonnen. Is het nog wel van deze tijd om een eerste en tweede klas te hebben?
Toch is dat een gelegenheidsargument dat je alleen in de trein hoort. Over de klassenstrijd op de weg hoor je nooit iemand. Terwijl het toch een klassendingetje is of je in een Ferrari of een Daihatsu rijdt.
Op het volgende station staan de conducteurs buiten op het perron druk met elkaar te overleg-gen. Kennelijk heeft mijn vraag hen aan het denken gezet. Zodra de trein weer rijdt, komen de conducteurs aan iedereen vragen om in de klasse te gaan zitten waarvoor is betaald. Mijn wagon loopt leeg, de rust keert weer. Zou de trein wel overvol zijn geweest?, vraag ik me af. De klassenstrijd om de stilte is opgelost, maar de frictie echoot na onder mijn schedeldak. Wat als er geen conducteurs zouden zijn? Waar houdt dan mijn vrijheid op en begint die van de ander? <
Marli Huijer is hoogleraar Publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en voormalig Denker des Vaderlands.

Tags: #vrijdenken
Vrij denken, samen leven. Sinds 1946.
Blijf op de hoogte van acties voor een menselijker samenleving, inspirerend nieuws en evenementen.