Direct naar de inhoud
Word lid
Daan Roovers

Langs de humanistische meetlat: Daan Roovers

Type content: Nieuws Categorieën: HUMAN INC. magazine Gepubliceerd op:

Daan Roovers, Denker des Vaderlands, probeert op grote en kleine levensvragen een antwoord te vinden.

Zullen we maar een beetje luchtig openen?
“Ja, graag. Ga je gang.”

Waartoe zijn wij hier op aarde?
“O god, haha! Geen idee.”

Nou, dat begint goed.
“Maar volgens mij doet iedereen die zegt het wél te weten aan grootspraak. Ik ben altijd erg gecharmeerd geweest van een boekje van Jaap van Heerden, Wees blij dat het leven geen zin heeft, dat, kort en bondig, uitgaat van de stelling dat we er zélf zin aan moeten geven. Ik denk als filosoof natuurlijk veel na over de zin van het leven, maar dat wil niet zeggen dat ik ook het antwoord heb. Ik loop om die vraag heen.”

Je bent van katholieke huize, dus je had eigenlijk moeten zeggen: ‘Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.’
“Dat zou best kunnen, maar ik ben niet gelovig. En zoiets heb ik mijn ouders ook nooit horen zeggen. Ik ging wel graag mee naar de kerk, sterker nog: ik wilde later ’t liefst pastoor worden. Het leek me zo mooi om mensen bij alle grote gebeurtenissen in hun leven toe te mogen spreken. Ik zat zelf ook altijd gefascineerd te luisteren naar al die woorden waarvan ik misschien niet goed wist wat ze betekenden, maar die toch een zekere eenheid gaven. Af en toe herhaal je de tekst die de pastoor uitspreekt, je zingt nog eens een lied en tussendoor had je alle ruimte om een beetje voor je uit te peinzen… Bijvoorbeeld over de vraag waarom mijn klasgenootje ziek was en ik niet. En: hoe zou ik dat kunnen beïnvloeden?”

Je wilde hem helpen, ervoor zorgen dat zijn pijn werd verlicht?
“Ja, ik wilde iets voor andere mensen betekenen. Daarom ging ik later ook geneeskunde studeren. Het bleek niet zo’n goede studie voor mij te zijn. Ik ben eigenlijk helemaal niet zo’n hulpverlener; ik ben veel meer cognitief geïnteresseerd. Als ik een jongen was geweest, zou ik waarschijnlijk voor scheikunde, biologie of wiskunde hebben gekozen. Maar ja, ik was een meisje en wat doen meisjes? Iets met mensen.”

Na twee jaar geneeskunde ben je ook nog filosofie gaan studeren.
“Ik had eerst een bijvakje gedaan over filosofie en geneeskunde, best leuk en interessant, maar ik viel niet meteen van mijn stoel. Dat gebeurde pas toen ik bij Harm Boukema filosofiecolleges ging volgen. Tijdens de eerste twee jaar van mijn studie geneeskunde was ik niet vooruit te branden geweest. Ik deed wat ik moest doen, maar was totaal niet gemotiveerd en dat vond ik zélf eigenlijk ook best gek. Niet dat ik op de middelbare school zo’n studiebol was geweest, maar toen iemand op de universiteit tegen me zei dat ik ‘echt zo’n zesjes-iemand’ was, dacht ik: dat klopt helemaal niet.

Tijdens het eerste college filosofie lazen we een stukje van Descartes en daar moest ik zo verschrikkelijk hard mijn best voor doen dat ik bijna als vanzelf die studie werd ingezogen. Het was uitdagender. Ik begreep iets niet en dat kon ik domweg niet uitstaan; ik moest en zou begrijpen wat er werd gezegd. Van Galileo naar Descartes, de empiristen, Locke en Berkeley: ik kon er geen genoeg van krijgen. Bij ieder nieuw college leek mijn wereldbeeld wéér een kwartslag te worden gedraaid. Ineens was ik, bij wijze van spreken, weer terug in die katholieke kerk in Veghel – of op de middelbare school, waar ik tijdens godsdienstlessen enorm kon genieten van discussies over abortus, euthanasie en andere grote thema’s in het leven.”

Keken ze thuis op van jouw keuze voor filosofie?
“Ze vonden het raar, denk ik, maar goed ‘onz’ Daan was altij al ’n bietje ’n rare’ en ik heb ook steeds gezegd dat ik die studie erbij deed; dat ik later toch braaf arts zou worden. Ik dacht zelf ook dat het een soort hobby was, niet een vak waar ik mijn brood mee zou kunnen verdienen.

Tegelijkertijd was het bij ons thuis wel gebruikelijk om eindeloos over alle mogelijke onderwerpen te discussiëren. Het enige waar geen prijs op werd gesteld was klagen en zeuren. Dat kon je best doen, maar dan werd er gewoon niet naar je geluisterd. Mijn ouders hadden enorme waardering voor mensen die sterk en dapper waren. Niet bij de pakken neer gaan zitten. Hebben ze zelf ook nooit gedaan. Toen mijn moeder anderhalf jaar geleden plotseling overleed, stond mijn vader er ineens alleen voor, maar vanaf dag één zei hij: ‘Als Anton – zijn buurman, ook een weduwnaar – het kan, kan ik het ook.’ Je zou denken: loop nou niet zo stoer te doen, maar tegelijkertijd is het een ideaal waar hij zich aan vast weet te houden.”

‘Brabant, carnaval, de kerk: dat zijn mijn wortels. En vleugels kreeg ik in de vorm van een grote vrijheid die me ook veel zelfvertrouwen heeft gegeven’

Zit jij ook zo in elkaar?
“Ja, ik denk het wel. Ik ben me ervan bewust dat ik dingen misschien wel eens verdring, maar ik heb gelukkig een man die me niet overal mee laat wegkomen.”

Doe je stoer omdat je bang bent te ontsporen?
“Zou kunnen. Ik ben een analyticus, maar ik ben ook een sentimentele ouwe dweil. We waren laatst met de kinderen bij de begrafenis van een goede vriendin van ons. Mijn jongste zoon, die steeds bij mij op schoot had gezeten, zei ineens: ‘Ik ga naar papa.’ ‘Waarom?’, vroeg ik. Hij zei: ’Omdat ik zo nat word in mijn nek.’ Ik kan dus heel goed huilen – daar hoef je je geen zorgen om te maken.”

In een uitzending van Het Filosofisch Kwintet waarin verbinding het kernwoord was, haalde je Goethe aan die ooit heeft gezegd dat kinderen van hun ouders twee dingen mee moesten krijgen: wortels en vleugels. Hoe zit het met die van jou?
“Brabant, carnaval, de kerk: dat zijn mijn wortels. Die koester ik. En vleugels kreeg ik in de vorm van een grote vrijheid die me uiteindelijk ook veel zelfvertrouwen mee gegeven. Ik was de jongste van het gezin, ik heb me nooit ergens zorgen over hoeven maken, alles ging min of meer vanzelf. Misschien heb ik wel iets van de eigenwijsheid van mijn ouders meegekregen. Bij mijn vader zag je dat vooral in zijn werk. Hij was chemicus en mede-directeur van een grote zuivelcoöperatie, DMV FrieslandCampina – toen heette dat nog ‘De Meijerij’, geloof ik – waar hij precies deed wat hij dacht dat goed was en daar nog succes mee had ook. Dat heb ik meegekregen: je volgt min of meer je eigen pad en je bent eigenwijs genoeg omte denken dat alles wel goed komt. Ik word vaak ‘publieksfilosoof ’ genoemd, nou, dat woord bestónd niet eens; het is een positie die ik samen met een aantal anderen heb gecreëerd.”

En wat kreeg jouw moeder allemaal voor elkaar?
“Mijn moeder was vooral op het sociale vlak heel vaardig. Ze kende iedereen en iedereen kende haar. Ze was een soort zoemende bij die overal even langskomt, iets haalt of brengt en dan weer doorvliegt. Maar ze was ook iemand die wist hoe je binnen een groep je autonomie moet bewaren. Dat zijn allemaal dingen die ik van haar heb geleerd.”

Geef jij de vrijheid uit jouw jeugd nu ook aan jouw kinderen door?
“Hm … Ik denk dat ik mijn kinderen minder vrij laat. Ik ben veel controlerender van aard, iets strenger ook, misschien. Dat is geen reactie op mijn eigen opvoeding ofzo, maar ik ben nu eenmaal een heel andere persoon geworden, bijvoorbeeld door te gaan studeren, naar Amsterdam te verhuizen en met een niet-Brabantse man te trouwen; allemaal zaken die onmiskenbaar van invloed zijn op de manier waarop ik mijn kinderen opvoed. Weet je wat trouwens wel grappig is? Een paar weken geleden moest ik een lezing houden in Loosbroek, dat ligt vlakbij Veghel, dus er waren die avond veel oude bekenden aanwezig. Na afloop kwamen meerdere mensen me vertellen dat ik ‘helemaal niks veranderd’ was. Dertig jaar weg uit het dorp, diverse studies gevolgd, één avondje thuis: niks veranderd. Ik zei: ‘Ik hoop maar dat het een compliment is.’”

Wie zagen zij dan, denk je?
“Wie zij zagen… ja, dát had ik natuurlijk moeten vragen! Iemand die heel gewoon doet, denk ik. Iemand die grapjes maakt, iemand die veel over de dingen nadenkt maar niet per se heel gestudeerd op iedereen wil overkomen.”

Ben je als filosoof eigenlijk per definitie ook een idealist?
“Er zit een zeker idealisme in, niet ver afstaand of abstract, maar dicht bij huis; proberen om iedere dag iets beter te maken. Voor mezelf, maar vooral ook voor mijn omgeving. Ik vind dat ik mensen aan het denken moet zetten. Dat hoort nu bij mijn titel, maar die intentie heb ik altijd al gehad. Dat is toch een beetje die pastoor, de missionaris die ik vroeger wilde worden.”

Gaat het goed met de wereld, vind je? Gaan we er als mensheid een beetje op vooruit?
“Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik ben, qua karakter, positief gestemd, maar ik lees ook boeken die me minder vrolijk maken. Sommige ontwikkelingen zijn nu eenmaal zorgelijk. Laatst heb ik een praatje gehouden over een onderwerp waar ik al langer mee bezig ben: internet en de vrijheid van meningsuiting. Hoe organiseren wij onze publieke sfeer op dat terrein? Het wordt nu in de hand gehouden door vijf grote data-bedrijven. Daar kun je al vraagtekens bij zetten – hoe het met onze privacy is gesteld bijvoorbeeld – maar veel interessanter nog is de kwestie dat meningsbeïnvloeding, polarisatie en hate speech nu in feite een verdienmodel zijn. Die vijf data-bedrijven zijn erbij gebaat, terwijl ze tegelijkertijd de ordehandhavers zijn, begrijp je? Het is net zoiets als een particuliere beveiligingsorganisatie – die geld verdient als er ruzie is – vragen om de orde te bewaren.”

Is het niet zo dat mensen sowieso hun ergernis willen spuien, ongeacht hoe die vijf bedrijven opereren?

“Dat vind ik te simplistisch gesteld. Als dat alles is, als mensen af en toe heel hard ‘Kut!’ tegen elkaar willen roepen, dan heb ik daar nog niet eens zoveel problemen mee. In de huiskamer zal een discussie over het boerkaverbod – ik zeg maar wat – ook niet zo snel ontsporen. Het is de anonimiteit, het uitblijven van fysiek contact, die ervoor zorgt dat het bereik almaar groter wordt en de aandacht groeit; het is dus wel degelijk een economisch model.”

Ik denk dat ik mijn kinderen minder vrij laat. Ik ben strenger ook. Ik ben nu eenmaal een andere persoon dan mijn ouders

Het is dus niet des mensen dat conflicten nu eenmaal escaleren?
“Nee. Of, laat ik het zo zeggen: als het zich afspeelt op internet is het niet des mensen maar des algoritmes.”

Over spanning en ontlading gesproken: vier je nog altijd carnaval?
“Ieder jaar. Ik vierde het altijd met mijn moeder, maar vorig jaar ben ik voor het eerst samen met mijn broer gegaan. Het was mooi, maar ook … ja, moeilijk. Ik ben minder lang gebleven, heb mijn boa en mijn tamboerijn – en die van mijn moeder – bij haar graf achtergelaten en ben vertrokken. Ik zei toch al dat ik een sentimentele dweil ben? Voor komend carnaval ben ik gevraagd om tijdens de mis op zondagochtend een soort preek te komen houden. Zo is de cirkel helemaal rond: sta ik uiteindelijk toch als een voorganger in de kerk waar ik ooit als meisje over de zin van het leven zat te peinzen. Het is een van de drukst bezochte missen, iedereen verschijnt in een carnavalskostuum, de dansmariekes treden op en de blaaskapel komt spelen: heel bijzonder, heel feestelijk allemaal.”

Heeft carnaval ook een filosofische waarde?
“Zeker. Misschien maak ik het nu te groot, maar je zou kunnen zeggen dat dit feest staat voor Nietzsche’s dionysische extase, die van het zichzelf scheppende en vernietigende leven, als tegenhanger van onze hang naar orde, controle en regelmaat. Met andere woorden: je moet af een toe een beetje loslaten om iets weer vast te kunnen pakken. Schopenhauer heeft ooit gezegd dat het leven een volkomen ondoenlijke onderneming zou zijn als we niet langer waarde zouden hechten aan dingen die totaal niet van belang zijn.” <

Biografie Daan Roovers

Dit artikel komt uit HUMAN INC, het journalistieke tijdschrift van het Humanistisch Verbond

Meer lezen? Er zijn twee opties:

Arjan Visser
Journalist

Deel dit

Tags: #Autonomie #Burgerschap #kritisch denken

A list of posts

Vrij denken, samen leven. Sinds 1946.

Blijf op de hoogte van acties voor een menselijker samenleving, inspirerend nieuws en evenementen.