Ik ben al ruim vijf jaar vegetariër. En dat was een bewuste keus, zeg ik niet zonder trots. Ik vond vlees niet vies, en vond dat bloed-dat-geen-bloed-is dat naar buiten komt als je in je biefstuk prikt, niet eng.
Nee, nee, geen van dat soort primitieve motieven; de reden was ethisch, moraalridderlijk, wereldverbeterachtig van aard. Dus dat ´t zielig was voor de dieren en het milieu.
Daar sta ik nog steeds achter. Dingen zijn complex en soja maakt ook regenwouden stuk, maar als we allemaal planten eten, moet dat uiteindelijk toch efficiënter zijn dan als we allemaal dieren eten die eerst planten eten. Bovendien kan dan die nare bio-industrie weg zonder dat we vierhonderd aardes moeten koloniseren om onze varkens op te laten modderrollen.
Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is dat ik vlees echt helemáál niet vies vond. Heel eerlijk gezegd denk ik best veel aan vlees (ohh, biefstuk). Ik vind het best moeilijk zonder.
Terwijl het maatschappelijk begrip voor een dodedierloos dieet nu juist tot zulke grote hoogten gestegen is dat zelfs de vleeseters je overladen met argumenten waarom je prima zonder kunt.
“Je bent vegetariër? Ja, waarom ook niet; het is tegenwoordig zo makkelijk om alles binnen te krijgen wat je nodig hebt, als je een beetje bewust oplet.” Ja, en als ik nou niet bewust wens op te letten? Wat nou als ik het een geweldige verworvenheid van de moderne beschaving vind dat we níet meer allemaal de hele dag kwijt zijn aan het plukken van ons voedsel? Wat als ik het eigenlijk een stap terug vind dat ik überhaupt over mijn eten nadenk, in plaats van gewoon gedachteloos iets uit het supermarktschap te grissen, liefst met het plastic vorkje er al bij?
We zijn verdomme millennia bezig geweest om moeiteloos aan ons voer te komen, en precies als het zo ver is besluiten ineens hele lagen van de samenleving (en precies de mijne!) dat koken een kunst is en voedingsstoffen een wetenschap. En dat niets zoveel voldoening geeft als liefdevol toekijken hoe je eigen basilicumplantjes zich oprichten in je vensterbank. Zo´n groentetuintje op je dak brengt je toch weer dichter bij de natuur?
Daar weiger ik aan mee te doen. Hoe verder weg van de natuur, hoe meer tijd je over hebt voor andere dingen. En dus verdiep ik me niet in hoeveel quorngehakt ik nodig heb om evenveel eiwit te krijgen als uit 100 gram biefstuk (ohh, biefstuk). Of hoeveel vitamine B12 er in mijn kaastomaatdiepvriespizza zit.
Maar ik denk niet zoveel. En zit daar dan niet de morele nooduitgang?
Ik kom door mijn koppige onoplettendheid dingen tekort, geen twijfel. Dat ene stukje geitenkaas per maand kan gewoon niet genoeg zijn, dat snap ik zelfs. En met die bemoedigende gedachte ga ik naar mijn huisarts: ik wil dat hij mijn bloed laat prikken, me vertelt dat ik bijna doodga van ijzertekort en dat ik geen andere keus heb dan een koe in haar geheel op te eten. Dat hij me die koe desnoods met een buisje door de keel dwingt, en dat ik in die wetenschap evengoed met een onbezwaard geweten aan het braden kan slaan, omdat die biefstuk simpelweg medisch noodzakelijk is (ohh, biefstuk).
Maar helaas. De vervangend huisarts deelt me een paar dagen later mee, met een gezicht alsof het goed nieuws is, dat ik alle dingen bevat waar `ie op geprikt heeft, en ook nog eens in precies de gewenste hoeveelheden en verhoudingen. En dat verbaast hem, zelf vegetariër, niets. Als ik me moe voel, raadt hij me aan wat regelmatiger te slapen, want met mijn dieet is in elk geval niets mis.
2-0 voor de koeien. Ik verzin nog wel eens iets. Jaar zes…