Vrijdenkers en studenten en docenten aan de Universiteit voor Humanistiek (UvH) gaan vanavond stevig in debat over de rol van religiekritiek. Misschien kunnen beide groepen iets leren van het werk van Feuerbach. De Duitse filosoof vond dat religie weliswaar een fantasie is, maar geen willekeurige.
Feuerbach beweert dat God de mens niet schiep, maar de mens God. God is dus een projectie van de mens. Maar Feuerbach laat het daar niet bij. We kunnen iets leren van religies. Er zit een diep gevoeld verlangen naar geluk onder. Laten we dit verlangen serieus nemen, stelt Feuerbach. Niet in God maar in ons zelf, hier op aarde en met elkaar.
Tegen de religieuze vervreemding
In ‘Het wezen van het christendom’ (1841) probeert Feuerbach de kern van het religieuze denken en het verband met Hegels idealistische filosofie te begrijpen. De oplossing vindt hij in een verschuiving van theologie, de leer van God, naar antropologie, de leer van de mens. Dit nieuwe denken dat zich energiek van het filosofisch idealisme afkeert, wil de mensen wakker schudden om hun vervreemding (het projecteren van zichzelf in een God) te beëindigen.
Feuerbach vindt dat bestaande religie weliswaar een fantasie is, maar geen willekeurige. Religie is de droom van de menselijke geest. Dromen zijn niet alleen bedrog, ze gaan vaak over belangrijke zaken. Onze fantasie is gebaseerd op reële wensen en behoeften. Zij is een projectie, een vervreemding van het eigen menselijke wezen. Religieuze vervreemding ontstaat uit een verkeerd begrip van het gevoel van liefde, of uit het streven naar oneindig geluk. Deze gevoelens en dat streven naar geluk waardeert Feuerbach op zich positief. Daarom moeten de verkeerde, vervreemde bewustzijnsvormen worden opgeheven. Door kritische reflectie kan de werkelijke mens met zijn reële behoeften worden teruggevonden.
Nederlandse vrijdenkers en humanisten kennen Feuerbachs visie ook. Zo schrijft Anton Constandse in 1925 voor De Dageraad zijn brochure Ludwig Feuerbach en zijn wijsbegeerte van het atheïsme. Ook in zijn Grondslagen van het atheïsme (1926) komt hij uitvoerig op Feuerbach terug. Lees verder in de Humanistische Canon