Het zelfgekozen levenseinde wordt vaak uitsluitend geassocieerd met stokoude, zieke mensen. Dat ook jongeren een stervenswens kunnen hebben, is minder bekend.  Harmen van der Meulen was 11 februari voor ons aanwezig bij de NNVE-jongeren bij de start van de Week van de Euthanasie. Ze willen vooral gehoord en erkend worden.

“Ik heb er zin in, geniet ervan.” De woordvoerder van NVVE- jongeren, de vrolijke Gerard Ekelmans, opent zaterdag 11 februari het symposium over de (on)mogelijkheden van het zelfgekozen levenseinde voor jongeren met een grote glimlach op zijn gezicht. Drie uur en zes sprekers over euthanasie en hulp bij zelfdoding later lijkt zijn lach alleen maar voller. Een journalist vroeg hem eens of iedereen niet depri naar huis ging na zo’n symposium. “Nee hoor, het is juist ontzettend gezellig.”

Om die gezelligheid te kunnen ervaren is mijn persoonlijke angst voor en ongemak met de dood wellicht nog iets te groot, maar een ding is mij duidelijk: hier wordt een goed en belangrijk gesprek gevoerd.

Erkenning

Een uitverkochte zaal, gevuld met een kleine tachtig belangstellenden – een paar grijze hoofden, de gemiddelde leeftijd ergens tussen de 30 en 40 – luistert voor de pauze naar Willeke Stadtman (arts Levenseindekliniek) en John Bos (gepensioneerd oncoloog, ook betrokken bij de Levenseindekliniek). Na de pauze volgt meer interactie, met de moeder (Monique), zus (Jelke) en goede vriendin (Nicole) van de in november op 38-jarige leeftijd door euthanasie overleden Eelco de Gooijer, en tot slot een  powerpointpresentatie (“Daar ben ik best trots op”) van de in het levenseindedebat bekende Albert Heringa.

Schoolvoorbeeld

Heringa deelt het verhaal van zijn (stief)moeder Moek, die hij in 2008 hielp bij haar zelfdoding. Zij werd een 'schoolvoorbeeld' van voltooid leven. Moek was klaar met haar leven; zij leed vooral geestelijk, niet fysiek. Toch was er geen arts die haar wilde helpen met sterven. Heringa werd vervolgd wegens onwettige hulp bij zelfdoding, maar werd uiteindelijk ontslagen van rechtsvervolging. Heringa stelt in zijn powerpoint: "Sterven is altijd primair een existentieel gebeuren." Daar zou volgens hem meer erkenning voor moeten zijn: het wordt tijd om normaal over sterven te praten.

Het is een van de kernwoorden deze middag: ‘erkenning’. Meerdere malen komt het terug, ook in de vragen en verhalen van jonge mensen uit de zaal, en vooral in verband met psychische problematiek. Een meisje met een tatoeage in haar nek zegt het met trillende stem: “Niemand weet beter dan de persoon zelf hoeveel pijn het doet.”

Knokken

Ook de gesprekken over Eelco, die al op zijn zevende sprak over uit het leven stappen, gaan over erkenning. Waarom zouden jongeren niet dood kunnen willen, vraagt moeder Monique: “Die hebben niet gevraagd om het leven. Het leven is niet leuk, het is keihard knokken.”

Het meest aangrijpend (als je zoiets kunt zeggen over een middag waar in vrijwel ieder gesprek gevallen van euthanasie of zelfdoding werden besproken) zijn een paar bijdragen uit de zaal. Jonge vrouwen, nog geen dertig, die ieder spontaan vertellen hoe ze al hadden geprobeerd euthanasie te krijgen, en die sprekers Stadtman en Bos vroegen waarom het behandeltraject van de Levenseindekliniek zo complex moet zijn.

“Ik als psychiatrisch patiënt kom niet door dat woud heen,” stelt een dame vooraan. En een jonge vrouw, een meisje nog, een zwarte sjaal om zich heen geslagen, vraagt onomwonden: “Kan het niet gemakkelijker?”

In de pauze wordt het meisje met de sjaal – een paar stoelen voor mij – geïnterviewd door een dagbladjournalist . De zaal is vrijwel leeg. Zonder het te willen luister ik mee. “Huisarts doet het uit principe niet”, “Twee keer geprobeerd”, “Met insuline zeker?”, “Wakker geworden in ziekenhuis”, “Vechtlust is bij mij op”.

Normaler

Daar zit iemand – veel jonger dan ik – die dood wilde en daarbij geholpen wilde worden. Vlakbij, onvoorstelbaar ver weg. De journalist legt haar hand op haar schouder. “We moeten het niet normaler maken voor jongeren om eruit te stappen,” vond een jongeman die zelf jaren depressief was geweest. Hij was blij dat hij er nog was. Ik ook. En ik ben het met hem eens, denk ik. Maar die hand op die schouder, dat luisterend oor, zélfs voor de vraag om de dood, die moeten er ook zijn. In gesprek gaan met jongeren met een stervenswens. Ze serieus nemen. Dat kunnen we toch wel normaler maken?

 

Meer weten?

Beeldrecht: Hollandse Hoogte