Een paradox in ons economische systeem: vrijheid vormt de basis ervan terwijl deelname juist een dwingend karakter heeft. Wie zich aan hieraan probeert te ontworstelen gaat twee kanten op: miljonair worden of onherroepelijk aan de kant worden gezet, de sloot in.
Sinds begin jaren negentig maken politici en economen zich zorgen om het ‘verdwijnen’ van de middenklasse in de Verenigde Staten. Door corruptie en de financiële en economische crisis groeit de kloof tussen rijk en arm terwijl banen voor mensen met middeninkomens verdwijnen zonder dat er iets voor in de plaats terugkomt.
Het is goedbeschouwd een absurde situatie. Het kleefmiddel van het kapitalisme, de middenklasse, lost op. Gevolg: de structuur wankelt doordat mensen in de strijd om overleving óf extreem rijk worden, óf leven als een straatarme.
De vraag hoe met deze uitersten om te gaan, staat centraal in Martin Scorseses nieuwe film ‘The Wolf of Wall Street’, het waar gebeurde verhaal van de New Yorkse aandelenhandelaar Jordan Belfort (Leonardo DiCaprio) die begin jaren negentig onvoorstelbaar rijk werd door in alle vrijheid waardeloze aandelen aan nietsvermoedende klanten te verkopen.
Economische paradox
De kern van het verhaal echoot de economische paradox. Belfort heeft meer dan wie dan ook door wat er aan de hand is. Wil je geen witte Ferrari, brult ‘Wolfie’ in een van zijn ‘motivational speeches’, dan ben je een luie hond en rest je niets anders dan bij MacDonald’s te gaan werken. Een middenweg is er niet.
Scorseses satire richt zich op de wijze waarop Belfort in zijn poging iets van zijn leven te maken ervoor kiest tot de uiterste te gaan. Hamburgers bakken ziet hij niet zitten. Niet dat zoiets beneden hem is. Eerder realiseert hij zich welke kansen het systeem biedt.
In de clip probeert Jordan een FBI-agent die achter hem aanzit om te kopen – juist door in te spelen op de plaats die de agent in het systeem inneemt. Jordan heeft zijn huiswerk gedaan: de agent verdient weinig en droomde er ooit zélf over aandelenhandelaar te worden.
De scène illustreert de dictatuur van het systeem: de behoefte van mensen – de agent wil net zoals iedereen geld verdienen – bepaalt alles. Omdat mensen altijd iets willen, diensten of goederen, kunnen de wolven hun gang gaan.
Corruptie
Tussen Scorseses wolven in krijtstreep en zijn gangsters in trainingspakken, bijvoorbeeld in ‘Goodfellas’, zit er weinig licht. Geen beurshandelaar heeft meer kennis van het systeem dan de gangster, specialist op het gebied van behoefte.
Tijdens een lunch met ‘zakenpartners’, een bonte groep beginnende handelaren en drugsdealers, zegt Jordan uitlokkend: ‘Sell me this pen.’ Niemand weet hoe dat moet. De handelaren mompelen iets over hoe mooi zo’n pen wel niet is. Maar dan pakt uitgerekend de drugsdealer de pen stelt verveeld de vraag: ‘Héb je een pen?’
De gangster geeft les in de werking van ‘vraag en aanbod’.
Zo wordt de corruptie in het hart van het economische systeem blootgelegd. Wanneer er geen controle plaatsvindt, wanneer verkopers naar hartenlust inspelen op zoiets sensitiefs als de behoeften van mensen, verdwijnt zowel de moraliteit als de echte vrijheid.
Wolf en prooi
Bescherming is er niet. De wolf jaagt op zijn prooi, omdat hij niet tegen zijn natuur in kan gaan, en de prooi wordt opgegeten, omdat hij geen keuze heeft.