We waren begin dertig en in het spitsuur van ons leven. Mijn zus had haar handen vol aan haar jonge dochter, ik had een drukke baan in Den Haag. Intussen kwakkelde onze vader met zijn gezondheid. Hoewel ze al jaren gescheiden waren stond mijn moeder hem bij als het minder ging. Toen werd ze zelf ziek. Een hersentumor.

Nu zat mijn vader hondstrouw bij háár op de bank. Nog geen jaar later, in 2007, waren de kaarten weer heel anders geschud. Mijn vader had een longontsteking terwijl mijn moeder verzwakt door een operatie een paar kilometer verderop lag. Mijn zus en ik pendelden met bus, trein en taxi’s tussen de twee ziekenhuizen. Na een korte opleving zakte mijn vader weer in. Mijn moeder kon hem gelukkig net op tijd bezoeken. De nacht erna overleed hij. En weer draaide het lot. Een half jaar later kreeg mijn moeder te horen dat haar tumor was uitgezaaid.

De arts gaf haar nog een half jaar. Mijn zus en ik namen ieder een deel van de zorg op ons. Ondanks het verdriet bleek het een heel gezellige tijd. We hadden veel steun aan de thuiszorg, maar regelden ook zelf best veel. Bovendien was mijn moeder vrijwel haar hele werkzame leven verpleegkundige geweest, en ze gaf ons tips bij het verzorgen: “Als je me nu zo tilt, spaart dat je rug.”

Tot grote pret van mijn moeder begon ik eindelijk met rijles. Misschien zou ze veel langer dan een half jaar hebben, en kon ik haar straks wat gaan rondrijden. Maar de arts had goed gerekend. Precies een half jaar na het slechte nieuws ging haar toestand hard achteruit en raakte ze in een diepe slaap. Het was nu wachten tot haar lichaam het opgaf. Op de laatste stralende zomermiddag, nadat de visite was opgedroogd, waren mijn zus, mijn geliefde en ik opeens met haar alleen. We wisten niet wat ons te wachten stond. We konden het niet meer aan haar zelf vragen. Ik zocht het nummer van een hospice-vrijwilligersorganisatie en belde. “Ik heb iemand nodig van boven de vijftig.” De vrijwilligster, een kordate mevrouw, was er binnen een half uur en bracht de rust terug. Ze vertelde ons hoe het sterven waarschijnlijk zou verlopen. Die nacht was er weer terminale thuiszorg, en werden we bijgestaan door een wijze tante en een oom. In de vroege ochtend, omringd door ons, stierf mijn moeder.

Pech, ziekte, dood: ze overrompelen je. Mijn vader was 69 toen hij dood ging, mijn moeder 67. Ik dacht al best een hele kerel te zijn, maar voelde
me toen nog nooit zo onervaren. En ik denk nu: hoe zou dat met mij gaan? Zal mijn zoon het aankunnen? Mijn vrienden? Is er eigenlijk een hospice in de buurt? Stel dat je jarenlange zorg nodig hebt? We denken veel zelf te kunnen, maar als pech of ziekte of dood je overrompelt, ben je blij als je iemand kunt bellen. Het liefst iemand van boven de vijftig.

Dit was een column in magazine Human, Lees verder

Op de foto. Laura Kok en Floor van der Ham.
Beeldrecht: Marijn Scheeres